Therapieën, behandelingen & traumaverwerking

Forum Lotgenoten Seksueel Geweld Achtergrond & Informatie Informatieve websites & mediaberichten Therapieën, behandelingen & traumaverwerking

  • Dit onderwerp bevat 114 reacties, 7 deelnemers, en is laatst geüpdatet op 30/06/2023 om 22:55 door Luka.
10 berichten aan het bekijken - 51 tot 60 (van in totaal 115)
  • Auteur
    Reacties
  • #231816
    Mark
    Moderator
      #231886
      Mark
      Moderator

        Onderzoek ook volwassenen op trauma’s

        Zorgverleners moeten bij jongeren én volwassenen alert zijn op eerdere psychische trauma’s.

        “In mijn werk tref ik al tientallen jaren mensen met ingewikkelde problematiek door hersenletsel in combinatie met psychiatrische problemen, zoals depressie, angst, zelfbeschadigend gedrag, of persoonlijkheidsproblematiek. Talloze keren vermoed ik dat een (vroeg) trauma zoals verwaarlozing, mishandeling, misbruik of pesten, een rol speelt en vraag ik betrokken hulpverleners of dit in beeld is. Onthutsend vaak is het antwoord nee. Als er dan omzichtig naar wordt gevraagd, aan de persoon zelf of via naasten, blijkt gelukkig niet altijd sprake van narigheid maar alarmerend vaak wel. De mogelijkheid van verwaarlozing en mishandeling lijkt binnen de hulpverlening vaak niet in beeld. Ook niet bij collega’s en artsen, psychiaters die zeer consciëntieus hun werk doen.”

        Agnes van Minnen, hoogleraar klinische psychologie aan de Radbouduniversiteit Nijmegen

        Lees dit premium artikel op trouw.nl of als lid van LSG in het ledendeel.

        #231985
        Luka
        Moderator

          Snel herstellen van een psychische ziekte is een illusie

          Voordat ik psychisch ziek werd zag mijn leven er vrij normaal uit. Ik had vrienden, ging naar school, haalde goede cijfers, beoefende een sport en deed leuke dingen in mijn vrije tijd. Toen ik op mijn zestiende compleet instortte, belandde ik in de hulpverlening. Ik dacht er met wat therapie en een pilletje binnen een aantal maanden wel vanaf te zijn en weer mijn normale leven te leiden. Dit was een verkeerde gedachte.

          Snel herstellen is een illusie
          Eerst probeerde ik nog school vol te houden, maar dit lukte al snel niet meer. De GGZ stelde toen een dagbehandeling voor die zes tot negen maanden zou duren. Ik ging hiermee akkoord met de gedachte dat ik er daarna van af zou zijn. Het liep echter anders. Het ging namelijk alleen maar slechter met mij, en niet beter.

          Dit was niet volgens planning: ik wilde beter worden. Na een jaar therapie werd ik opgenomen in een kliniek. Hier ontving ik ook de diagnose autisme. Dit was het moment waarop ik besefte dat herstellen niet ‘zomaar’ gaat. Herstellen van en leren omgaan met een psychische ziekte gaat niet 1, 2, 3.

          Dit botste met mijn verwachtingen, omdat mijn psychische ineenstorting uit het niets leek te komen. Iets dat in een paar weken gebeurd is zou toch makkelijk ‘op te lossen’ moeten zijn? Niet dus. Een been breek je ook in een paar seconden, maar het herstel duurt vaak toch minimaal zes weken. Ditzelfde geldt voor psychische ziekten, al ligt het daarbij meestal nog wat complexer.

          De psychische ineenstorting kwam namelijk niet zomaar opzetten. In werkelijkheid werkte ik er al jaren naartoe. Aangezien ik autisme heb liep (en loop ik nog steeds) tegen een hoop dingen aan. Het verschil is dat ik vroeger hier niet bewust van was, waardoor ik op mijn tenen liep om het vol te kunnen houden.

          Hierdoor ging ik voor de buitenwereld binnen een paar weken van gezonde tiener naar nauwelijks functionerend psychiatrisch patiënt. De jaren opbouw heb ik zelf echter niet bewust meegemaakt. Ik was het gewend dat alles moeizaam liep: ik wist niet anders.

          Het heeft tijd nodig
          Inmiddels realiseer ik dat jaren ‘overwerk’ niet op te lossen is met wat therapie en pilletjes. Ook de gedachte dat het binnen één jaar wel opgelost zou zijn blijkt achterhaald. We zijn inmiddels zes jaar verder en er is nog steeds geen concrete einddatum in het vooruitzicht. Sterker nog, misschien moet ik zelfs mijn hele leven begeleiding krijgen om te functioneren en kan ik nooit meer mijn oude leven van voorheen oppakken. Hier heb ik vrede mee. Ik heb geen haast om beter te worden: dat werkt alleen maar tegen in mijn herstel.

          Hetzelfde kan ik jou adviseren, neem de tijd om beter te leren omgaan met je problemen en jezelf, en verwacht vooral niet dat je binnen een jaar weer op de been bent. Je hebt de tijd nodig om alles weer opnieuw op te bouwen, jezelf te accepteren en te herontdekken. Dat gebeurt niet zomaar, en al helemaal niet in een paar dagen. Accepteer dat jouw herstel nu prioriteit heeft, en kijk wat je daarnaast nog aan kan. Als je wel naar school gaat of werkt is dat prima, maar vraag niet teveel van jezelf. Beter worden is het belangrijkste, hoe lang dat ook mag duren.

          Bron: Commen.nl >>

          #233479
          Luka
          Moderator

            Ik had nooit vijf maanden mogen blijven
            Onderzoeker blikt terug op opname psychiatrisch ziekenhuis

            Elke Plovie is docent en onderzoeker sociaal werk aan de UCLL in Leuven. Twee jaar geleden viel ze uit met een burn-out. Er volgde een opname van vijf maanden. Vanuit haar onderzoek rond burgerschap en participatie blikt ze terug: “Ik kijk erg kritisch naar mijn opname maar er zijn ook mooie dingen gebeurd.”

            Plots zat ik in de psychiatrie
            Iedereen rondom mij zag het gebeuren. Alleen ik niet. De dynamiek van elke dag heeft voor mij veel aantrekkingskracht. Ik zie overal mogelijkheden. Ik zat in een flow.

            Tot ik tijdens een vorming rond groepsdynamica geen kennismakingsspel meer kende. Dat klopte niet. Ik kon ook geen mails meer lezen. Een aantal maanden thuis rusten bracht geen verandering.

            Opname
            Op een bepaald moment zag ik geen andere oplossing meer dan een opname. Ik dacht dat die me snel weer op de been zou krijgen. Mijn eerste opname was in het crisisinterventiecentrum. Vandaar ben ik naar een diagnose-afdeling gegaan.

            Het voorstel was om daar zes weken te verblijven. Daar kon ik mee leven. Die geplande zes weken werden er uiteindelijk achttien. Om te testen en een diagnose te krijgen.

            Alleen gebeurde er de eerste maanden bijna niets. Samen met de andere patiënten ging ik knutselen, sporten of schilderen. Dat bracht rust, was met momenten heel fijn, hier en daar zelfs betekenisvol. Maar al te vaak voelde het aan als bezigheidstherapie in de wachtkamer van het testen. Het was een lange periode van wachten, zonder enig behandelplan. Het kost de samenleving veel geld om vijf maanden in een ziekenhuis te verblijven zonder dat er iets fundamenteels gebeurt.

            Dagboek
            Ik hield tijdens mijn ziek-zijn een dagboek bij. Ik moest dingen opschrijven. Schrijven helpt om mijn gedachten te ordenen. Ik ben iemand die veel nadenkt. In mijn hoofd gebeuren veel dingen tegelijk. Het dagboek was een houvast.

            Er staan veel observaties in het dagboek. Over wat ik voelde en over wat ik rondom mij zag gebeuren. Ik ben gewend om te observeren. Pas nu ben ik in staat om taal te geven aan deze observaties en ze te verbinden.

            Diagnose
            Ik werk als onderzoeker rond kracht- en herstelgericht werken maar dat kwam niet aan bod. Integendeel, het medisch jargon heeft de bovenhand en er wordt vooral gekeken naar wat fout zit. Het is natuurlijk een diagnose-afdeling maar ik weet niet of ik het opnieuw zou doen. Ik vond het belastend om vijf maanden alleen maar te kijken naar wat ik niet meer kon.

            Uiteindelijk krijg je dan je diagnose. Het grote moment. Daarvoor was ik gekomen. Het zijn assistenten die de boodschap brengen. Toevallig was mijn vaste assistent die dag afwezig, dus was het iemand die ik nog nooit eerder zag. Die vrouw zei als opener: ‘We hebben je intelligentie getest. Ik kan je alvast zeggen dat daar niets mis mee is.’

            Ik viel achterover. Ik maakte mij om veel zorgen, maar niet over mijn IQ. Toen had ik door dat ze geen idee had wie er tegenover haar zat. De rest van de diagnose heb ik amper nog gehoord. Later kreeg ik ze op papier mee. En kwam er nog een gesprek met de psycholoog. Hier had ik dus al die maanden op gewacht.

            Zorgcontinuïteit
            Je diagnose vernemen van iemand die je niet kent en niets over je weet, is niet meteen een pareltje van zorgcontinuïteit.

            Die zorgcontinuïteit is een echt zorgenkind. Gedurende een opname heb je als patiënt onwaarschijnlijk veel gesprekken. Met de psychiater, met zijn assistenten, met de verpleegkundigen en allerhande therapeuten. Aan de afdeling is er ook een sociaal werker verbonden. Je doet nog een keer je verhaal. En bij de psycholoog nog een keer. Stap je over naar een andere afdeling of wordt er iemand vervangen, dan begint alles opnieuw.

            Uiteindelijk heb je je verhaal aan twintig mensen verteld, maar daar stopt het dan ook. Enkel de psychiatrisch verpleegkundige zorgt voor een rode draad, maar de beschikbare tijd is beperkt. De verdere opvolging of verbinding is te beperkt.

            Doorheen het hele traject heb ik een vaste aanspreekfiguur gemist. Een verpleegkundige die het hele traject volgt. Die niet wegvalt als de opname voorbij is. Iemand die twee keer per week belt om te vragen hoe het gaat. Zo’n figuur had voor mij het verschil kunnen maken.

            Geen traject, nog meer wachten
            Na mijn diagnose werd ik niet verwezen naar een centrum voor geestelijke gezondheidszorg of een andere afdeling in het ziekenhuis. Dat laatste werd even overwogen, maar ik paste nergens in het juiste vakje. Omdat ook die diagnose niet in één vakje zat. Ik wilde houvast en duidelijkheid maar kreeg die niet. Ik was terug bij af.

            Uiteindelijk schoven ze een lijst met privé-therapeuten naar voor. Die kosten veel geld, maandelijks tot 480 euro. Ik moest zelf bellen voor een afspraak, maar bij die therapeut kon ik pas terecht na drie maanden. Voor een kennismakingsgesprek. Bij een andere duurde het zelfs vier maanden. Opnieuw wachten.

            Ondertussen ging ik wel aan het werk, zonder echte behandeling van een therapeut. Na meer dan een jaar in ziekteverlof, had ik nog altijd niet de juiste hulp. En terwijl ik wachtte op hulp, schreeuwde minister van Volksgezondheid Maggie De Block in de krant dat we allemaal zo snel als mogelijk terug aan de slag moeten. Tja.

            Fenomenaal
            Ik kijk erg kritisch naar onze geestelijke gezondheidszorg. Maar ik voeg er altijd aan toe dat er ook mooie dingen gebeurd zijn.

            Dan gaat het over mensen die ik ontmoette, patiënten en professionals. Ik maakte er vrienden, allemaal mensen die aanwezig en nabij waren. Mensen waarmee het klikte. Zij hebben mijn herstel in de hand gewerkt. Zij zijn altijd blijven luisteren en mee nadenken. Op belangrijke momenten hebben die iets cruciaals gedaan.

            Een verpleegster pakte soms mijn hand vast. Zeker als ik veel stress had. Ze keek me dan aan en zei: ‘Ik denk dat je in bad moet.’ En ze liet het bad vollopen. Zij voelde wat nodig was, doorbrak de afstand, zonder zich op te dringen. Dat is voor mij echte zorg.

            Het zijn mensen die aan mijn kant stonden, die me aanvoelden en met me in overleg gingen. Eigenlijk deden ze de job zoals ze moet gedaan worden: van mens tot mens. En toch voelde dat fenomenaal aan. Misschien omdat het zo uitzonderlijk was?

            Wij tegen zij
            Waarom dat ‘gewone’ zo moeilijk is voor professionals? Ik vind het vreselijk om te zeggen maar sommige artsen en verpleegkundigen waren bang van ons. Ze durfden geen koffiedrinken als we met te veel rond de koffiemachine stonden. Alsof ze schrik hadden dat we iets zouden vragen.

            Verpleegkundigen eten apart. Ze vergaderen met de deur toe. Ze zitten in de gang achter glas. Sommigen kunnen vanachter het glas toch verbinding maken. Maar anderen verschuilen zich erachter.

            Zorggevers eigenen zich soms een expertrol toe, zeker tegenover zorgvragers. Ik geef zorg, jij hebt zorg nodig. Het is bijna wij tegen zij.

            Nochtans weten ze niet allemaal hoe het voelt. Ik had vaak het gevoel dat ik helemaal leeg was. Alle houvast is dan weg. Je weet niet meer wie je bent. En dan zegt zo’n verpleegkundige: ‘Ja Elke, je moet gewoon iets doen’. Maar gewoon iets doen, is niet gewoon. Dat lukt op dat moment niet. Zij begreep echt niet wat ik voelde.

            Regelneverij
            Tijdens je opname mag je maar één avond in de week het avondeten skippen. Elke dag om zes uur ’s avonds aten we boterhammen. Je kan dus maar één keer per week met iemand afspreken om buiten het ziekenhuis te eten. Hoe onnozel is dat? Ik heb me daartegen verzet en nu is het veranderd. Dankzij de participatie van patiënten dus.

            Ik voelde hoe ik de verbinding met buiten verloor. De bezoekuren zijn totaal niet aangepast aan werkende volwassenen met kinderen. Familie en vrienden hebben het moeilijk om over de drempel van de psychiatrie te stappen. Er is ook weinig ruimte voor fijne activiteiten buiten het ziekenhuis.

            Ik voelde me steeds verder vervreemden. Vervreemden van mijn drie kleine kinderen en mijn man, familie, vrienden en collega’s. Ik wist niet meer waar ze mee bezig waren. En als ze al kwamen, dan wilden ze vooral horen hoe het met mij ging. Terwijl ik snakte naar gewone verhalen over het gewone leven.

            Vermaatschappelijking
            Ook tijdens de schoolvakanties moest ik in het ziekenhuis blijven. Het was herfstvakantie, mijn kinderen waren in verlof en in het ziekenhuis gebeurde niets. Bijna alle therapeuten hadden vakantie. Ik zat daar dus te niksen maar mocht niet naar huis.

            Op een ander moment mocht ik niet deelnemen aan een grote stratenloop omdat ik dan therapie zou missen. Toen die dag de therapie toch wegviel, ben ik maar alleen in het bos gaan lopen.

            Het belang van vermaatschappelijking, van verbinding maken met ‘buiten’ moet je dus met een korrel zout nemen. Ik voelde dat hulpverleners op de rem gingen staan. Misschien primeerde de bezettingsgraad?

            Nabijheid
            Gelukkig zijn er ook sociale professionals die het systeem doorbreken. Zij hebben een andere basishouding, een andere manier van zijn.

            Zij maken het verschil. Dat heb ik op een positieve manier laten merken toen ik vertrok. Op mijn laatste dag schreef ik een brief voor de zorgverleners op mijn afdeling, over hoe mijn verblijf was geweest en hoe ze mij het meest ondersteund hebben op de momenten waarop ze zich gewoon als mens opstelden. Ik gaf aan een verpleegkundige een boekje over hoopverlening met de boodschap: ‘Jij doet dat echt, en laat het licht maar schijnen over de rest van de afdeling.’

            Mijn psychiater heeft dat ook. Hij maakt verbinding en ruimte, is authentiek en weet wat het hersteldenken inhoudt. De eerste keer dat ik hem aan de telefoon had was er al een klik. Hij zal geen beslissing nemen in mijn plaats. Hij geeft zijn mening maar ik moet beslissen. En dat is moeilijk. Het zou gemakkelijker zijn als hij beslist. Maar zo werkt het niet. Hij zegt duidelijk: jouw beslissing is de juiste beslissing.

            Netwerk
            Ik begrijp dat het niet evident is om binnen zo’n afdeling netwerkgericht te werken. Door met het netwerk te werken, worden ook de onderlinge verschillen tussen patiënten groter. Wie heeft een netwerk? Wie niet? Wie krijgt veel bezoek? Hoe betrokken zijn je familie en vrienden? Dat ligt gevoelig.

            Toch moeten ziekenhuizen meer met het netwerk van een patiënt aan de slag. Tijdens en na een opname is dat netwerk uiterst belangrijk. Je moet daarop kunnen rekenen.

            Tijdens mijn eerste opname, werd mijn man betrokken en zochten we samen naar oplossingen. In de maanden nadien had mijn echtgenoot enkel contact met de afdeling om te horen wat er mis was met mij.

            Ze hebben mijn netwerk nooit in kaart gebracht of samen nagedacht wie iets kon betekenen voor mij. Die verantwoordelijkheid ligt volledig bij de patiënt. En ik doe beroep op mijn netwerk, maar het is telkens een gigantische stap die ik moet zetten. Het zou gemakkelijker zijn als men dat netwerk onder begeleiding zou activeren.

            Minder mondig
            Ze gaven kalmeermiddelen als snoepjes. Je wordt daar echt slecht van, maar sommige patiënten zegden daarover niets. We bleven vaak stil, over wat we voelden, hoe we het vonden op de afdeling, wat we nodig hadden. Maar zo verandert er ook niets.

            Mijn ervaringen met patiëntenparticipatie waren wisselend. In een teamoverleg beslissen de ‘experts’ wat er met jou gaat gebeuren. Je weet dat ze op zo’n moment met het hele team over jou aan het vergaderen zijn. En daar werd ik gewoon hypernerveus van. Omdat ik geen idee had wat ze over mij vertelden en wat ze voor mij zouden beslissen. Mijn stem als patiënt kreeg geen ruimte.

            Ik werd in de rol van onwetende patiënt geplaatst terwijl de psycholoog en psychiater zich de rol van expert toebedeelden. Van een overlegmodel, waarbij beide partijen participeren, informatie uitwisselen en samen tot een beslissing komen, is nog lang geen sprake. Terwijl ik sterk geloof in het inbrengen van de ervaringkennis van patiënten, van bij het stellen van de diagnose tot het opstellen en uitvoeren van het behandelplan.

            Op niveau van de afdeling en het ziekenhuisbeleid zag ik wel voorzichtige pogingen tot participatie. Maar je voelt dat niet iedereen overtuigd is van het belang daarvan. Het is zoeken om dit in de praktijk van elke dag waar te maken.

            Cocon
            Mijn verhaal is genuanceerd. De vijf maanden in opname vormden soms een warme, veilige cocon maar waren tegelijkertijd bron van frustratie en verdriet. Al die tijd zag ik een psychiatrie die worstelt: tussen afstand en nabijheid, tussen normaliseren en problematiseren, tussen vertrouwen geven en controle uitoefenen.

            Ik zag een psychiatrie die veel te traag in beweging komt als het gaat om het ruimte geven aan de stem van de patiënt, het herstelgericht werken en het betrekken van het netwerk. En een psychiatrie die psychische kwetsbaarheid louter als een individueel probleem benadert en niet kadert als een maatschappelijke kwestie.

            Bron: Sociaal.Net >>

            #235524
            Luka
            Moderator

              Ervaringskennis professionals helpt in GGZ

              Het inzetten van ervaringsdeskundigheid van professionals in de zorg kan een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van mensen met psychische problemen. Dat blijkt uit een SIA RAAK-onderzoek dat deze maand werd afgesloten met een symposium. Simona Karbouniaris, onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht, was erbij betrokken samen met de Hogeschool Windesheim. Karbouniaris start in maart met een vervolgonderzoek. “We moeten af van het stigma op psychische problemen.”

              Het inzetten van ervaringsdeskundigheid in zorg en welzijn staat sinds enkele jaren sterk in de belangstelling. Ervaringsdeskundigen staan dichtbij de cliënt en begrijpen wat het is om een diagnose te krijgen. Zij hebben hierdoor vaker creatieve oplossingen, kunnen vanuit eigen ervaring steun bieden en verminderen de vooroordelen of negatieve vibe die rondom een bepaalde diagnose heerst. Ervaringsdeskundigen kunnen het bewijs zijn dat er ook na een nare levensgebeurtenis of met een stoornis een plek in de maatschappij is. Dat herstel in veel situaties mogelijk is.

              Taboe
              Het inzetten van ervaringsdeskundigheid is helaas niet vanzelfsprekend, zeker niet voor professionals in zorg en welzijn. “Veel professionals ontkoppelen hun ervaringskennis als ze aan het werk gaan”, zegt Simona Karbouniaris. “Zij houden dat geheim.” Als onderzoeker van het lectoraat Participatie Zorg en Ondersteuning van Hogeschool Utrecht was zij betrokken bij het onderzoek ‘Ervaringsdeskundigheid van zorgprofessionals’.

              “Het is de cultuur binnen de GGZ en binnen het welzijnswerk: je praat er niet over als je zelf te maken hebt of hebt gehad met psychische problemen. Er rust een taboe op.”

              Intentieverklaring
              De onderzoekers bekeken de inzet van ervaringskennis van professionals in vijf zorgorganisaties in de provincies Drenthe, Overijssel en Gelderland, waar cliënten met complexe problematiek (verslaving, psychiatrie, beperkingen) worden behandeld en begeleid. “Alle organisaties wilden méér ruimte geven aan ervaringsdeskundigheid onder professionals”, zegt Karbouniaris. Dat bleek niet zo gemakkelijk te gaan. Het gaat in tegen de gebruikelijke werkwijze van deze professionals en soms ook tegen van kracht zijnde beroepscodes. Maar nu, aan het eind van het project, zijn alle instellingen enthousiast; alle willen ermee door. Deze maand tekenden alle partijen een intentieverklaring. De inzet van ervaringsdeskundigheid spreidt zich (hopelijk!) uit als een olievlek.

              Rolbeschrijvingen
              Een belangrijke les uit het onderzoek is, dat professionals een leertraject nodig hebben om zich tot competente ervaringsdeskundige professional te ontwikkelen. “Een coming-out maakt je niet meteen deskundig”, zegt hoofdonderzoeker Weerman.

              “Als je open bent over eigen ervaringen gebeurt er iets met jezelf en met je omgeving. Het zet een heel proces in gang. Het duurt ongeveer een jaar voor de professional heeft geleerd om zijn persoonlijke ervaringen op een deskundige manier in zijn professionele rol te benutten. De organisaties hebben voor deze nieuwe deskundigheid rolbeschrijvingen gemaakt, de deskundigheid is erkend zoals alle andere deskundigheden.”

              Open communicatie
              Karbouniaris hoopt niet alleen te promoveren op dit onderzoek, maar ook….

              “Minder taboe en zelfstigma onder hulpverleners zou prachtig zijn. Het zou goed zijn als professionals en cliënten openlijker met elkaar kunnen praten over de moeilijkheden van het leven. Zonder stempel of negatief beeld.”

              Bron: Proud2bMe >>

              #237219
              Luka
              Moderator

                Traumabehandeling heeft levenslang effect

                Langdurige onveiligheid of chronische stress kan tot traumatische stressklachten leiden, met grote gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen. Traumabehandeling, psycho-educatie en sociale steun helpen hen om te herstellen, te kunnen functioneren en op te groeien tot stabiele volwassenen.

                Traumatische ervaringen
                Niet alle kinderen die ingrijpende gebeurtenissen meemaken, hebben professionele behandeling nodig. Een betrouwbare, steunende volwassene kan de impact van een traumatische ervaring zoals een verkeersongeluk of misdrijf minder groot maken. Anders is het wanneer ingrijpende gebeurtenissen zich herhalen en langdurige onveiligheid veroorzaken, zoals bij mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Een deel van deze kinderen ontwikkelt traumatische stressklachten. Zij hebben professionele traumabehandeling nodig om te kunnen herstellen.

                ‘Hoe jonger kinderen zijn, hoe vaker de mishandeling thuis plaatsvindt’, aldus Margreet Visser, klinisch psycholoog bij het Kinder- en Jeugdtraumacentrum van Kenter Jeugdhulp en gepromoveerd binnen de Academische Werkplaats aanpak Kindermishandeling. ‘De impact is dan extra groot. Er gebeurt niet alleen iets ingrijpends, maar ook nog in een relatie die een voorbeeld is voor alle relaties in de toekomst. Het kind is getraumatiseerd doordat iemand hem iets aandoet, die ook nog eens iemand is die hij juist zou moeten kunnen vertrouwen en nodig heeft om een gezond mens- en wereldbeeld te ontwikkelen.’

                ‘Chronische onveiligheid leidt tot een ongezonde leefstijl’

                Een onveilige thuissituatie kan tot posttraumatische stressklachten leiden: negatieve gedachten en gevoelens, herbelevingen (nachtmerries, filmpjes die zich afspelen in het hoofd), stress in het lijf (alertheid, snel schrikken, slechte concentratie, slecht slapen) en vermijding (situaties of gevoelens uit de weg gaan). Deze klachten zijn niet alleen naar op het moment zelf, maar zorgen ook dat de ontwikkeling stagneert. Daarnaast heeft chronische onveiligheid grote gevolgen op de lange termijn. Visser: ‘Deze kinderen nemen als volwassenen een ongezonde leefstijl aan. Dat uit zich in drank, drugs, depressie, overgewicht en zelfmoord. Ze hebben ook relatief vaak een lager opleidingsniveau en vinden moeilijk werk.’

                Traumabehandeling
                Een deel van de kinderen die opgroeien in langdurig onveilige omstandigheden, heeft professionele hulp nodig. In de praktijk krijgen ze die lang niet altijd. Visser: ‘Bij verschillende psychotraumacentra voor jeugd in Nederland komen aanmeldingen binnen van kinderen die al langere tijd zorg krijgen, maar ondanks traumatische ervaringen geen traumabehandeling hebben gehad. Vaak wordt er alleen gewerkt aan de acute veiligheid van het kind, terwijl er veel meer nodig is.’

                Diagnose
                Een belangrijke oorzaak van het uitblijven van traumabehandeling komt volgens Visser voort uit de opvatting ‘geen diagnose, geen behandeling’ binnen de ggz. ‘Kindermishandeling of chronische stress zijn geen officiële diagnoses. Het is hoog tijd dat ze dat wel worden, of dat we mogen behandelen zonder diagnose.

                ‘Niet ieder mishandeld kind laat traumaklachten zien’

                Traumabehandeling wordt wel ingezet wanneer een kind gediagnosticeerd is met een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Maar niet ieder mishandeld kind laat typische traumaklachten zien. Visser: ‘Vaak is het geweld of de verwaarlozing al zo onderdeel van het gewone leven, dat een kind hier niet meer op reageert als op een ingrijpende gebeurtenis. En dus wordt het niet als een trauma herkend.’

                Vooral bij jonge kinderen is sprake van onzorgvuldige diagnostiek, meent Visser. ‘Dat komt doordat zij atypische symptomen hebben. Kinderen onder de zeven jaar reageren vaak op een trauma met een terugval in de ontwikkeling. Omdat zo’n terugval van alles kan betekenen, wordt er niet snel aan trauma gedacht. Tegelijk zien we bij jonge kinderen vaak een fysieke reactie: veel bewegingsonrust, snel boos worden en slecht kunnen luisteren. Dit wordt makkelijk verward met ADHD. Andere kinderen hebben juist een vermijdingsreactie: ze trekken zich terug en maken moeilijk contact. En dat kan leiden tot de diagnose autisme. Deze diagnoses zijn vaak onterecht. Dat blijkt als de klachten verdwijnen op het moment dat we het trauma behandelen.’

                Goede hulp
                Beter nieuws is dat er wel degelijk goede hulp is voor kinderen bij wie posttraumatische stressklachten zijn vastgesteld. Bij de diagnose PTSS of bij PTSS-klachten zonder volledige diagnose zijn er twee bewezen effectieve behandelingen: EMDR en Exposure.

                Visser werkt met beide behandelingen. ‘De PTSS-klachten zijn heel goed te verhelpen. Wat betreft de effecten op de lange termijn is nog niet zoveel bekend, maar wat we weten is veelbelovend.’ Parallel aan het proces met het kind werkt zij altijd ook met ouders, om te kijken wat zij nodig hebben en hoe zij het kind kunnen ondersteunen.

                Visser vindt dat traumahulp ook beschikbaar zou moeten zijn voor kinderen die niet gediagnosticeerd zijn met PTSS, maar wel te maken hebben (gehad) met mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Daarbij doelt ze niet specifiek op EMDR of Exposure, maar op traumahulp in het algemeen. ‘Juist omdat niet alle kinderen op een trauma reageren met specifieke PTSS-klachten, is het belangrijk om verder te kijken. Een kind dat langdurig geweld in het gezin meemaakt, kan bijvoorbeeld geen herbelevingen hebben, maar wel problemen ontwikkelen op het gebied van emotieregulatie. Dus is het belangrijk dat ieder kind in langdurige onveilige omstandigheden hulp krijgt om na te gaan of er behandeling nodig is, en zo ja welke.’

                Stabiel
                Wat een kind minimaal nodig heeft in een situatie van chronische stress, is veiligheid en herstel. In welke volgorde is onderwerp van discussie. Moet de situatie eerst veilig en stabiel zijn voor behandeling kan worden ingezet? Of is traumabehandeling ook effectief als kinderen nog in een instabiele of onzekere opvoedsituatie zitten?

                Rik Knipschild, Psychotraumatherapeut bij Karakter en promovendus op het gebied van traumabehandeling bij kinderen, pleit voor een tweesporenbeleid: behandelen en tegelijk werken aan de veiligheid. Knipschild legt uit: ‘Het ‘stabiliseren’ van de gezinssituatie kan soms jaren duren. Intussen heeft een kind het nodig om de posttraumatische stress te verwerken, zodat hij weer toekomt aan zijn ontwikkeling.’

                Knipschild verwijst naar de beroepscode en de rechten van het kind: ‘Als een kind lijdt onder psychische of medische klachten, heeft hij simpelweg recht op de best beschikbare behandeling. Wanneer er sprake is van een ‘instabiele’ leefsituatie, heeft een kind er tevens recht op dat er gewerkt wordt aan het vergroten van de veiligheid.’ Knipschild vindt dus dat je de kindbehandeling niet uit moet stellen, mits er afspraken te maken zijn met ouders en er gewerkt wordt aan verbetering van de situatie. ‘Het verminderen van klachten vergroot de stabiliteit en draagkracht van de omgeving. Wanneer een kind bijvoorbeeld minder last heeft van prikkelbaarheid en herbelevingen, zal de moeder zich minder machteloos voelen en meer in staat zijn rust, structuur en voorspelbaarheid te bieden. Dit zorgt er vervolgens weer voor dat het kind meer ruimte heeft voor ontwikkeling.’

                Ook Visser is voorstander van een tweesporenbeleid: ‘We hebben lang gedacht dat de situatie eerst helemaal veilig moet zijn, maar tegelijk zagen we dat door de heftige klachten kinderen in een negatieve situatie blijven. Door hun moeilijke gedrag kunnen ze bijvoorbeeld niet functioneren in een pleeggezin en gaan ze van plek naar plek. Uit een recent onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt dat je bij vroegkinderlijk trauma het beste zo snel mogelijk kunt beginnen met de behandeling, zodat in ieder geval de klachten kunnen afnemen. Hoe langer je wacht, hoe groter de schade. Temeer omdat een kind steeds verder achterop raakt in zijn ontwikkeling.’

                Psycho-educatie
                Voor alle kinderen die het slachtoffer zijn van mishandeling, verwaarlozing of geweld is psycho-educatie belangrijk: informatie aan kinderen en ouders over wat mishandeling of chronische stress is en wat het met je doet. Onder psycho-educatie verstaan we verschillende vormen van voorlichting en begeleiding voor kinderen en ouders, met als doel kennis en begrip te vergroten en daardoor te leren omgaan met de mishandeling. Visser: ‘Het helpt om de mishandeling in het juiste perspectief te plaatsen. Als je met je hoofd kunt begrijpen wat er aan de hand is, geeft dat houvast en structuur. Daarnaast is je verstand een belangrijk middel om je gevoel te reguleren.’ Als voorbeeld noemt ze een kind dat op school vaak ruzie heeft. ‘Hij leert dat zijn heftige reacties het gevolg zijn van wat hij heeft meegemaakt. In plaats van te denken “Ik ben een rotkind”, kan hij denken: “Ik ben een leuk kind, en ik heb nare dingen meegemaakt. Daardoor word ik snel boos”. Daarnaast voelen kinderen die mishandeld zijn, zich vaak onterecht schuldig. Psycho-educatie helpt hen in te zien dat zij niks kunnen doen aan wat er gebeurd is. En dat ze niet de enige zijn.’

                ‘Een kind leert dat zijn boosheid een gevolg is van wat hij heeft meegemaakt’

                Controle
                De Gezondheidsraad adviseerde in 2011 om alle mishandelde kinderen en hun ouders psycho-educatie te geven. Knipschild en Visser staan hier volledig achter. In Nederland bestaat er vrijwel geen specifieke psycho-educatie na kindermishandeling, maar het komt wel aan bod in reguliere hulpverleningscontacten. Iedere professional die met kinderen in aanraking komt, kan hier iets in betekenen.

                Hoeveel van de mishandelde kinderen in Nederland daadwerkelijk psycho-educatie krijgen, is Visser en Knipschild onbekend, maar het is in elk geval onderdeel van iedere traumagerichte interventie. Visser: ‘In de traumabehandeling die wij bieden, is psycho-educatie de eerste fase, zodat kinderen weten wat we gaan doen en waarom. Trauma overkomt je en is onverwachts. Met psycho-educatie geven we kinderen controle, een beter zelfbeeld en motivatie voor de behandeling.’ Ouders maakt Visser bewust van de gevolgen van mishandeling voor het kind. Ze biedt ook kennis over opvoedkundige zaken en de ontwikkeling van kinderen in het algemeen.

                Sociale steun
                Naast traumahulp en psycho-educatie speelt sociale steun een belangrijke rol in de zorg voor kinderen met een chronisch trauma. Bram Tuk, senior adviseur bij expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos en ontwikkelaar van methoden om vluchtelingenkinderen te ondersteunen: ‘Allesbepalend voor het omgaan met onveiligheid of langdurige stress is de mate waarin kinderen het gevoel hebben dat ze gesteund worden. Ouders kunnen die steun het beste bieden. Maar als zij juist de oorzaak van de onveiligheid zijn, kunnen ook andere volwassenen een belangrijke ondersteunde rol spelen, zoals een betrokken buurvrouw, oppas of leerkracht.’

                Weegschaal
                Sociale steun kan op drie niveaus worden gegeven: praktische, informatieve en emotionele steun. Voor alle drie geldt dat het een kind het onmisbare gevoel geeft dat er iemand om hem geeft en naar hem omkijkt. Tuk illustreert het effect van sociale steun met een weegschaal: ‘Aan de ene kant van de weegschaal is er het nare dat een kind overkomt. Aan de andere kant is er de oprechte belangstelling en het gevoel dat hij gezien wordt. Bij ieder mens is de sociale omgeving heel bepalend voor het welzijn. Voor beschadigde kinderen geldt dat des te meer. Zich gehoord en gezien voelen is essentieel voor behoud van hun eigenwaarde en veerkracht.’

                ‘Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze gesteund worden’

                Visser onderstreept het belang van sociale steun. ‘Bij een traumabehandeling letten we er altijd op dat er iemand is die met een kind meeloopt. Het draagt bij aan de effectiviteit van de behandeling als een kind een vertrouwensfiguur heeft, waar hij terecht kan en die weet heeft van de behandeling en de mogelijk confronterende gevolgen daarvan. Mijn ervaring is dat kinderen vooral veel ontlenen aan een juf of meester die aandacht voor hen heeft.’

                Meer onderzoek
                Volgens Visser en Knipschild is het hoog tijd om meer te gaan investeren in effectieve traumabehandeling voor kinderen. ‘De laatste jaren is er veel aandacht geweest voor signalering van kindermishandeling’, aldus Visser. ‘Daar zijn we blij mee. Daarnaast moet er meer bekendheid komen over mogelijkheden voor behandeling.’

                ‘Er moet meer onderzoek komen naar de effectiviteit van behandelingen’

                Veronderstellingen
                Knipschild pleit voor meer onderzoek. Zelf coördineert hij diverse wetenschappelijke onderzoeken naar de effectiviteit van diagnostiek en behandeling van PTSS bij kinderen en adolescenten. ‘Er circuleren veronderstellingen over hoe we deze doelgroep het beste kunnen begeleiden en behandelen, maar deze zijn vaak nog te weinig getoetst.’

                Ook Visser blijft onderzoek doen naar de effectiviteit van behandeling. ‘De uitdaging is vervolgens de verbinding tussen wetenschap en praktijk te leggen, zodat meer kinderen de behandeling krijgen die ze zo nodig hebben.’ Dat is ongelofelijk belangrijk, vindt ook Knipschild. ‘Kinderen hebben er simpelweg recht op! Door het inzetten van effectieve behandeling kunnen we onnodig langer lijden voorkomen én leggen we een basis voor gezonde leefpatronen waar kinderen hun leven lang mee verder kunnen.’

                Praktische tips
                – Advies voor leerkrachten en wijkteams: geef opvallend gedrag beschrijvend en objectief door aan hulpverleners, zonder ‘diagnostische’ conclusies te trekken. Het risico is anders het ontstaan van een kokervisie, waardoor onderliggende traumagerelateerde problemen over het hoofd kunnen worden gezien.

                – Wees als volwassene in het leven van een kind niet bang om een steunfiguur te zijn. Je kunt al een groot verschil maken door er ‘gewoon’ voor een kind te zijn. Zet je antennes open, straal geduld uit en stel je beschikbaar op.

                – Geef sociale steun niet al te publiekelijk. Kinderen willen het liefst zo gewoon mogelijk meedoen zonder het ‘zielige kind van de klas’ te zijn.

                Bron: Augeo Magazine >>

                #237411
                Luka
                Moderator

                  Werken aan een meer gepersonaliseerde zorg

                  Jeroen Weermeijer is onderzoeker binnen het Centrum voor Contextuele Psychiatrie en werkt aan de klinische implementatie van de Experience Sample Methode. Met zijn onderzoek hoopt hij de behandeling van patiënten binnen de geestelijke gezondheidszorg verder te kunnen individualiseren.

                  Het verhaal van de cliënt
                  Psychische klachten ontstaan niet in isolatie maar in de interactie met een cliënt zijn of haar omgeving. Om ze te begrijpen (en te behandelen) moet een clinicus dus een goed beeld krijgen van de gedachten, gevoelens en ervaringen die voorkomen in het dagdagelijkse leven van zijn of haar cliënt. Tijdens een consultatie kan een clinicus hiervoor gebruik maken van klinische interviewmethodes. Echter, wat een cliënt vertelt is slechts een onnauwkeurige samenvatting van het volledige beeld. Dit komt omdat het menselijk geheugen niet perfect is, mensen zijn geen computers en vergeten dan ook weleens wat. Bovendien wordt datgene wat cliënten zich herinneren gekleurd door hoe ze zich voelen op het moment dat ze vertellen. Zo weten we dat mensen in een negatieve stemming vooral negatieve gebeurtenissen vermelden als hen gevraagd wordt om over het verleden te spreken. Door vroegere ervaringen van onbegrip kan een cliënt bovendien ook nog eens terughoudend zijn in het delen van zijn of haar verhaal.

                  Om een beter en vollediger zicht te krijgen op gedachten, gevoelens en ervaringen in het dagdagelijkse leven zou de clinicus dus eigenlijk meer moeten hebben dan enkel het verhaal dat wordt verteld achter de gesloten deuren van de therapiekamer. De ‘experience sampling methode (ESM)’ kan hierbij helpen. De ESM is een intensieve dataverzamelingstechniek waarbij deelnemers meermaals per dag via een signaal, bijvoorbeeld via een smartphone-notificatie, gevraagd worden om een vragenlijst in te vullen en dit gedurende meerdere dagen na elkaar. In deze vragenlijsten wordt gepeild naar gedachten, gevoelens en ervaringen op het moment dat ze voorkomen. Op die manier kan de clinicus informatie krijgen over de ervaringen en gevoelens van zijn cliënt zonder dat die informatie vervormd wordt door het geheugen of de actuele (gemoed)toestand van de cliënt. Data verzameld met de ESM worden binnen onderzoek dan ook gretig gebruikt voor het bestuderen van emoties, gedachten, gedrag, symptomen en effecten van medicatie.

                  ESM voor klinisch gebruik
                  Ondanks de voordelen, wordt de ESM nog niet op grote schaal gebruikt binnen de klinische praktijk. Een reden hiervoor is dat clinici vaak niet de tijd of middelen hebben om zinvolle informatie uit de grote hoeveelheid complexe ESM-data te halen. Zo bestaan er tot op de dag van vandaag nog geen richtlijnen voor clinici om op een ‘juiste’ manier met ESM-data om te gaan. Het is ook nog niet duidelijk welke gegevens nu juist relevant kunnen zijn voor een individuele cliënt. Daarnaast zijn er ook nog technische en juridische kwesties die het moeilijk of ‘eng’ maken om met ESM-data te werken. Een smartphone-app die persoonlijke data verzamelt dient bijvoorbeeld uitermate goed te zijn beveiligd.

                  Binnen mijn doctoraat probeer ik, samen met een team van experts, de ESM klinisch bruikbaar te maken. Hiervoor hebben wij het ‘Building Bridges’ project opgestart. Met dit project willen wij een ESM-feedback platform ontwikkelen waarop clinici de mogelijkheid krijgen om ESM-data te visualiseren op een gemakkelijke en gebruiksvriendelijke manier, zonder dat ze daarvoor zelf complexe statistische berekeningen moeten uitvoeren of zich zorgen moeten maken over zaken zoals privacy en databeveiliging. Wij hopen vervolgens dat clinici deze visualisaties gaan gebruiken om behandelingen meer te personaliseren. Voor een cliënt met wanen zou een clinicus bijvoorbeeld de waan-frequentie kunnen visualiseren in functie van een medicatieschema. In combinatie met wat de cliënt vertelt kan de clinicus dan evalueren of voorgeschreven medicatie al dan niet werkt voor zijn cliënt.

                  Gepersonaliseerde zorg
                  In ieder geval, en alvorens we overgaan tot ontwikkeling en implementatie van het feedback platform, moet er eerst duidelijkheid komen over wat technologisch mogelijk is, wat de wetgeving toelaat, en wat nuttig zal zijn in de praktijk. Voor deze kwesties organiseren we focusgroepen met clinici, bevragen we onderzoekers binnen en buiten Europa en voeren we complexe statistische analyses uit op al verzamelde ESM-data. Momenteel zijn we hier nog wel eventjes zoet mee, maar het zwoegen is het zeker waard als het kan bijdragen tot meer gepersonaliseerde en hopelijk betere zorg.

                  Bron: Psychosenet.be >>

                  #237674
                  Mark
                  Moderator

                    Vroegkinderlijk trauma. Een misbruikt kind past niet in één hokje

                    Vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing kunnen dodelijke gevolgen hebben, zo ervoer klinisch psycholoog Marleen Wildschut. Gedurende haar promotie-onderzoek stapten zes van haar ondervraagde patiënten uit het leven. ,,Dit toont de noodzaak van adequate hulp aan.”

                    Iemand die als kind is misbruikt, mishandeld of verwaarloosd heeft baat bij één regiebehandelaar in de geestelijke gezondheidszorg. Dat is een belangrijke uitkomst van het promotie-onderzoek van klinisch psycholoog Marleen Wildschut.

                    “Als je een posttraumatische stressstoornis hebt kun je dat rustig aan je buren vertellen. Maar een persoonlijkheidsstoornis? Zoiets houden de meeste mensen liever voor zichzelf.” Het verschil in acceptatie verbaast Wildschut. Het was een van haar drijfveren voor het promotie-onderzoek naar slachtoffers van vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing. “Als gedrag traumagerelateerd is, dan is dat vaak een verontschuldiging. Dan is het je overkomen. Maar als je een persoonlijkheidsstoornis hebt, dan word je al gauw gezien als lastig. Ook in de zorg. De kans op stigmatisering is een stuk groter. Terwijl je er maar weinig aan kunt doen als je bijvoorbeeld borderline hebt.”

                    Trauma
                    Wildschut (39), afkomstig uit Appingedam en met man en twee dochters woonachtig in Groningen, ging na haar studie psychologie aan de slag bij GGZ Friesland. In eerste instantie binnen het toenmalige Centrum Specialistische Behandelingen in Leeuwarden. Daar viel het haar op dat patiënten met een traumatische voorgeschiedenis in verschillende programma’s werden behandeld. “Al die verschillende afdelingen, al die hokjes, dat vond ik gek.” Haar onderzoek als zogeheten buitenpromovendus bevestigde haar vermoedens. Patiënten met een vroegkinderlijk trauma werden of voor een trauma behandeld, of voor een persoonlijkheidsstoornis. Terwijl ze dezelfde problemen hadden.

                    Geen totaalbehandeling
                    Volgens Marleen Wildschut mankeert het niet aan de behandelingen op zich, die zijn prima. Het probleem is dat deze patiënten niet een totaalbehandeling krijgen die het hele spectrum van hun klachten bestrijkt, maar dat ze vaak van de ene naar de andere afdeling gaan. “Eigenlijk zou je zo’n slachtoffer van een vroegkinderlijk trauma integraal moeten behandelen, dat is ook mijn aanbeveling. Deze mensen zijn over het algemeen heel wantrouwend. Hun vertrouwen in mensen is beschadigd doordat ze op jonge leeftijd in de steek zijn gelaten door hun belangrijkste verzorgers. Dus je moet deze mensen onder één regiebehandelaar laten behandelen, zodat ze niet steeds een andere behandelaar tegenkomen.”

                    Problemen door vroegkinderlijk trauma
                    De groep mensen die op latere leeftijd problemen krijgt met vroegkinderlijk trauma is relatief groot. Toen Wildschut haar onderzoek in 2011 begon waren er bij GGZ Friesland zo’n 1600 mensen in behandeling voor een persoonlijkheidsstoornis. Van die groep interviewde ze honderd patiënten en nog eens vijftig mensen die op dat moment voor een vroegkinderlijk trauma werden behandeld. Er bleek een grote overlap in problematiek. “Het is maar net wat bij je intake op de voorgrond staat, bij welke behandeling je terechtkomt. Heb je bijvoorbeeld last van herbelevingen, dan past dat bij een traumagerelateerde behandeling. Jezelf snijden wordt veel geassocieerd met borderline.”

                    Dat een groot deel van beide groepen eigenlijk dezelfde klachten had kwam aan het licht doordat Wildschut de patiënten aanzienlijk intensiever interviewde dan bij een intakegesprek. “Ik sprak ze zes tot acht uur. Dan zie je vaak hoe het hele plaatje zich vormt.”

                    Drie groepen
                    Wildschut onderscheidt de klachten van haar ondervraagde patiënten in drie groepen, ongeveer gelijk verdeeld: mild, matig en ernstig. De laatste groep heeft over de hele linie forse klachten. Ze hebben meerdere persoonlijkheidsstoornissen, kampen met een complexe posttraumatische stressstoornis en hebben vaak een dissociatieve stoornis – een stoornis die zich kenmerkt door gaten in het geheugen. “Ze hebben ernstige depressieve klachten, ernstige angstklachten, zijn zeer wantrouwend, hebben een heel negatief mensbeeld en een heel negatief zelfbeeld. Ze hebben veel problemen in sociale relaties, eigenlijk op alle levensgebieden. Financieel, qua huisvesting, geen werk, problemen binnen de familie, forse gedragsproblemen en zijn vaak ergens aan verslaafd, drinken of blowen”, somt Wildschut op.

                    Hoe ontstaan vroegkinderlijke trauma’s
                    Ze benadrukt dat dit soort ernstige vroegkinderlijke trauma’s ontstaat door misbruik, mishandeling of verwaarlozing. “Er gebeuren heftige dingen achter de voordeur. Kinderen die aan hun lot worden overgelaten omdat moeder bijvoorbeeld verslaafd is. Er was echt wat aan de hand in deze gezinnen, het komt in alle lagen van de bevolking voor.”

                    Wat hier vaak bijkomt zijn pesterijen, zo moet Wildschut toch even kwijt. ,,Dat is me opgevallen. Ontzettend veel pestervaringen. Mensen die vanaf 5-, 6-jarige leeftijd dag in dag uit zijn gepest of geterroriseerd. Dat blijkt zeer ernstig voor de ontwikkeling. Ja, vaak zie je aan welke kinderen gepest worden dat er ook een relatie is met thuis, maar dan nog: dat gepest zijn schaar ik zeker onder een vroegkinderlijk trauma. Gelukkig is daarvoor tegenwoordig meer aandacht, doordat een paar jaar geleden bekend werd dat enkele kinderen zich van het leven hadden beroofd vanwege pesten.”

                    Dodelijk
                    Heftig was het onderzoek ook voor Wildschut. Tijdens haar 6-jarig onderzoek overleden 6 van de 150 patiënten. De jongste was 20, de oudste 38. Drie pleegden suïcide, twee kozen voor euthanasie, de zesde doodsoorzaak blijft onduidelijk. In alle gevallen betrof het vrouwelijke patiënten, die een of meer traumagerelateerde stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen hadden en in de helft van de gevallen een dissociatieve stoornis. “4 procent sterfgevallen in een periode van zes jaar. Jonge mensen die zijn overleden”, zegt ze. “Dit geeft de dodelijkheid weer van blootstelling aan vroegkinderlijk trauma en emotionele verwaarlozing, alsook de noodzaak om overlevenden adequate zorg te bieden”, schrijft ze in de conclusie van haar promotie-onderzoek bij het UMC in Amsterdam.

                    Vervolgonderzoek
                    Een collega is een vervolgonderzoek begonnen naar de patiënten die Wildschut heeft geïnterviewd. Daaruit moet blijken of een integrale aanpak van de problemen van deze groep patiënten inderdaad van meerwaarde kan zijn. Dit onderzoek, uitgevoerd door Sanne Swart, wordt naar verwachting over twee jaar afgerond.

                    Wildschut hoeft er niet over in te zitten of haar aanbevelingen worden overgenomen. Ze heeft de tijdgeest mee. Een integrale aanpak heeft een paar jaar geleden al zijn intrede gedaan bij GGZ Friesland. Zo maakt Wildschut tegenwoordig deel uit van het FACT-team in Drachten. Vanuit verschillende disciplines worden in dat team problemen van patiënten bekeken en indien mogelijk worden ze zoveel mogelijk thuis geholpen in plaats van in een instelling. Deze trend speelt zich niet alleen in de geestelijke gezondheidszorg af, maar over de gehele linie. “Zorg is heel gefragmenteerd. De specialist in het ziekenhuis behandelt je darm, maar kijkt niet naar je blaas. Dat is aan het veranderen. Er wordt meer naar de mens als geheel gekeken, het gaat de goede kant op.”

                    Bron: gezondheidenco.nl

                    #237909
                    Mark
                    Moderator

                      EMDR als klinische behandeling is een geweldige uitvinding
                      Interview met Annemieke Driessen, klinisch psycholoog, psychotherapeut en voorzitter van de Vereniging EMDR Nederland (VEN)

                      Annemieke Driessen is klinisch psycholoog en psychotherapeut en sinds vorig jaar voorzit-ter van de Vereniging EMDR Nederland (VEN). Driessen is als klinisch psycholoog-psychotherapeut werkzaam bij PsyQ Psychotrauma in Den Haag, waar zij mensen behandelt met (complexe) traumaproblematiek. Ze werkt graag met EMDR (eye movement desensitization reprocessing, red.) en schematherapie, maar ook met cognitieve gedragstherapie. Kosse Jonker, klinisch psycholoog en redactielid van PsyXpert, ging in gesprek met Driessen. Onderstaand vindt u een samenvatting van dit interview, verschenen in PsyXpert 2019-01.

                      EMDR is booming
                      Annemieke Driessen mag zich sinds september 2018 voorzitter van de VEN noemen. Een vereniging die de laatste jaren flink gegroeid is en inmiddels 4.500 leden telt. Dat EMDR in Nederland zo booming is, komt volgens Driessen door een combinatie aan factoren. “Ik denk dat de opleidingen erg goed in elkaar zitten. Die zijn heel enthousiasmerend.”

                      Een andere belangrijke factor is volgens Driessen dat je overal in Nederland de opleiding kunt vol-gen en het vak heel toegankelijk is, mits je over de vooropleidingseisen beschikt. Daarnaast wordt er in Nederland veel onderzoek gedaan. “EMDR is iets wat veel interesse heeft van onderzoekers, vooral in de klinische-psychologieopleiding, waarin mensen onderzoek moeten doen. We zien dat EMDR daar heel vaak als onderwerp wordt gekozen. Het maakt deel uit van de wetenschappelijke vorming.”

                      Klinische behandeling
                      EMDR wordt ook aangeboden als klinische behandeling, samen met de exposurebehandeling. Een geweldige uitvinding, vindt Driessen. “Eerst dachten we dat je na een EMDR-sessie altijd een paar dagen moest wachten en dat het moest inwerken. Inmiddels zien we op basis van de resultaten van de klinische behandeling dat het ook veel sneller kan. Ik heb hier persoonlijk met een aantal patiënten goede ervaringen mee. In korte tijd zijn zij er enorm door opgeknapt. Daarna is er nog wel heel wat werk te verzetten, maar de heftige PTSS is in veel gevallen wel verdwenen. Heel bijzonder.”

                      Lichaamsgericht interventies
                      Jonker is benieuwd hoe Driessen denkt over het integreren van lichaamsgerichte interventies, de sensorimotor therapie, in EMDR. Volgens Driessen is dat een gebied dat nog niet zo is onderzocht. “Het is een beetje een ondergeschoven kindje. Ik hoop van harte dat, zeker die sensorimotor thera-pie, goed wordt onderzocht. De manier waarop wij in Nederland EMDR toepassen is toch vrij cogni-tief, dus dat lichaamsaspect mag wel wat meer aandacht krijgen. Voor veel mensen is dat waarde-vol en nodig. Soms ook niet, soms verandert het lichaam gewoon mee. Als de stress uit het brein verdwijnt, dan verdwijnt die op een gegeven moment ook wel uit het lijf. Maar soms is er meer no-dig. In dat geval juich ik de aanvulling van de sensorimotor therapie toe. Maar dan moet het wel goed worden onderzocht.”

                      EMDR nog toegankelijker
                      Als Driessen een miljoen euro zou mogen besteden en zelf zou mogen kiezen wat daarmee te doen, zou ze EMDR nog toegankelijker maken. En bovendien de toegang tot de zorg verbeteren. Driessen: “Dat is misschien niet eens iets specifiek van EMDR, maar ik vind dat mensen te lang op goede zorg moeten wachten. Dat vind ik echt heel schrijnend. Dus ik zou het daaraan besteden, zodat mensen sneller geholpen kunnen worden.”

                      Bron: psyxpert.nl

                      #238344
                      Mark
                      Moderator

                        De huidige zorg voor trauma’s schiet tekort. Hoe kan deze stille ramp plaatsvinden?

                        Trauma’s blijven in de ggz geregeld onopgemerkt en (bewust) onbehandeld. En dat terwijl bekend is welke twee therapiëen de beste resultaten boeken – al vragen die het uiterste van de patiënt.

                        Als ze uit school kwam en zijn auto voor het huis zag staan, zakte de moed haar in de schoenen. Andrea Hulst was zeven toen haar moeder hertrouwde. Kort daarna begon het. De klappen kwamen uit het niets. ‘Wil je een reden om te huilen’, vroeg hij. Pèts. ‘Hier heb je er één.’ Ze toont het litteken van het porseleinen bord dat hij naar haar hoofd heeft gesmeten.

                        Ook haar zusje en haar moeder moesten het ontgelden. Hij terroriseerde het hele gezin. Andrea was het liefst op school, thuis trok ze zich terug op haar kamer. Op haar achtste begon het seksueel misbruik, al dan niet gecombineerd met geweld. Tot haar dertiende. Had ze maar hulp gezocht, zegt ze nu, of aangifte gedaan.

                        Hulst doet haar verhaal in de spreekkamer van een van haar behandelaren, een ervaringsdeskundige. Die steekt haar af en toe een hart onder riem als ze stilvalt.

                        Na haar dertigste eisen de traumatische gebeurtenissen hun tol. Ze raakt overspannen, verliest haar baan in het verzorgingshuis, gebruikt steeds meer drugs en leeft zelfs een tijd op straat. Ze wordt meer dan tien keer opgenomen in een psychiatrische instelling.

                        Haar trauma wordt eerst niet opgemerkt en blijft daarna een tijdlang onbehandeld. Eerst stabiel worden, hoort ze steeds van haar therapeuten. Zelf wil ze er meteen mee aan de slag, want het beheerst haar leven. De terugkerende nachtmerries, de herbelevingen, ze putten haar uit.

                        Lees dit premium artikel verder op Volkskrant.nl of als lid van LSG in het ledendeel.

                      10 berichten aan het bekijken - 51 tot 60 (van in totaal 115)
                      • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.
                      gasten online: 22 ▪︎ leden online: 1
                      Chris
                      FORUM STATISTIEKEN
                      topics: 3.770, reacties: 21.179, leden: 2.823