Therapieën, behandelingen & traumaverwerking

Forum Lotgenoten Seksueel Geweld Achtergrond & Informatie Informatieve websites & mediaberichten Therapieën, behandelingen & traumaverwerking

  • Dit onderwerp bevat 114 reacties, 7 deelnemers, en is laatst geüpdatet op 30/06/2023 om 22:55 door Luka.
5 berichten aan het bekijken - 111 tot 115 (van in totaal 115)
  • Auteur
    Reacties
  • #276933
    Luka
    Moderator

      ‘De DSM duwt mensen in een hokje’
      Interview met psychiater Jim van Os

      Het is niet altijd eenvoudig om de juiste vorm van hulp te krijgen als je psychisch in de knoop zit. Dat komt doordat de DSM, het diagnostisch handboek voor de psychiatrie, nog steeds leidend is. Ten onrechte, vindt psychiater Jim van Os.

      Het Trimbos-instituut zegt dat een kwart van de Nederlanders zich meldt met een psychische stoornis. Hoe ziet u dat?
      “Dat is een probleem, absoluut. Er is veel psychisch lijden in onze maatschappij. Mensen worstelen­ met zingevingsvragen, met eenzaamheid, vechtscheidingen, armoede… Ieder jaar voldoet 20 procent van de patiënten aan de criteria voor een psychische stoornis. Hebben al die mensen dan werkelijk een psychische stoornis of is er iets anders aan de hand? Door de manier waarop psychologen en psychiaters de diagnose stellen, missen we het belangrijkste: wat is de context van dat lijden, wat zit erachter? Psychologen en psychiaters stellen een diagnose op basis van een boek, het handboek DSM oftewel de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, waarvan nu het vijfde deel wordt gebruikt. Voor elke psychische stoornis bestaat een lijst met critera. Voor een ‘depressie’ staan er op die lijst bijvoorbeeld klachten als: sombere stemming, verlies van interesse of plezier, verlies van energie en weinig of juist veel slapen. Heb je een bepaald aantal van die klachten, dan kan de psycholoog of psychiater de diagnose ‘depressie’ stellen en gaat hij je daarvoor behandelen.”

      En u bent het daar niet mee eens?
      “Klopt. We weten nu dat psychisch lijden een heel spectrum aan oorzaken heeft, en op basis daarvan moeten we behandelen. Maar de ggz werkt op basis van diagnoses uit de DSM. Iedereen is specialist op zijn eigen gebiedje en ook de zorg is inmiddels op die manier ­georganiseerd. Er is een zorglijn depressie, een zorglijn psychose, een zorglijn angst. De zorgverleners binnen die zorglijnen hebben nauwelijks of geen contact met elkaar. Heb je als patiënt angstklachten én depressieve klachten, en speelt daarbij ook autisme een rol? Dan kun je dus te maken krijgen met verschillende zorgverleners. Het heeft ook gevolgen voor de vergoeding. De psycholoog of psychiater bij wie je aanklopt, ontvangt slechts een vergoeding voor bijvoorbeeld 30 uur therapie voor de behandeling van één stoornis, dus alleen depressie of alleen angst. Vandaar dat patiënten steeds meer in een hokje worden geduwd. De patiënt met een breed scala aan klachten kan nergens meer terecht, die past niet langer in het systeem dat we met zijn allen hebben opgetuigd.”

      Wat gebeurt er dan met de mensen die ernstige psychische problemen hebben?
      “Die worden vaak niet meer geholpen. Om een voorbeeld te noemen: iemand met een verstandelijke ­beperking die daarnaast autistisch, suïcidaal, verslaafd en agressief is, en zwerfgedrag vertoont, kan nergens meer terecht. In Amerika belanden veel van deze mensen uiteindelijk in de gevangenis en in ons land staat hetzelfde te gebeuren. Waarom? Omdat mensen met dit soort ingewikkelde problematiek zonder hulp vaak op straat eindigen. En op straat is het risico op strafbaar handelen nu eenmaal groot.”

      Hoe kunnen mensen met psychische problemen beter worden geholpen?
      “Iemand die psychisch in de knoop zit, heeft op vier verschillende manieren hulp nodig. In de eerste plaats met het draaglijk maken van de psychische pijn, bijvoorbeeld met behulp van medicijnen zoals antidepressiva of angstremmers. Daarna ga je samen met de patiënt kijken naar wat er aan de hand is en wat de mogelijke oplossingen zijn, daarmee bied je hoop en perspectief. Ook help je de patiënt om weer in beweging te komen – vaak letterlijk. Dat betekent dat je de patiënt met een angststoornis ­uitdaagt om toch naar de supermarkt te gaan, of de depressieve patiënt vraagt een rondje te gaan wandelen. Het zijn concrete ­manieren om het psychisch ­lijden terug te brengen tot normale proporties, om het minder machtig en dwingend te laten zijn. Tot slot is het zaak om de context, oftewel de ­achtergrond van het psychisch lijden, aan te pakken. Psychisch lijden betekent altijd dat er werk aan de winkel is. Er moet iets veranderen in je leven, anders loop je vroeg of laat tegen dezelfde problemen aan. Voor de ene patiënt is het belangrijk om weerbaarheid te ontwikkelen tegen de druk van het perfecte leven, voor de ander gaat het om een gezondere leefstijl, en weer een ander moet de relaties met zijn naasten herwaarderen of meer zelfliefde ontwikkelen.”

      Maar wordt er niet al op deze manier behandeld?
      “Jawel, met één grote maar: de ­behandeling moet passen binnen de juiste categorie en classificatie van de DSM. En ik zeg: de behandeling moet passen bij de patiënt. De patiënt moet vertrouwen in de behandeling hebben én in de behandelaar. Alleen dan kan de ­patiënt zich eraan optrekken en genezen. Voor sommige patiënten werkt gesprekstherapie. Maar er zijn ook patiënten die meer aan yoga, acupunctuur of een sjamanistisch ritueel hebben. Laat mensen kiezen waar ze naartoe willen. Als het maar bonafide behandelaars zijn, die werken op basis van redelijke, wetenschappelijke inzichten.”

      Zorgverzekeraars zien u aankomen…
      “Zorgverzekeraars moeten beter opgevoed worden, dat klopt. Er is een onderzoek geweest: mensen met schulden komen heel vaak in de ggz terecht. Dat kost miljoenen. Miljoenen die we kunnen besparen als we die schulden oplossen en mensen weer perspectief bieden. We moeten echt af van het medicaliseren van problemen, we moeten focussen op de context.”

      U en een aantal van uw collega’s zijn al langer bezig met ‘De nieuwe ggz’. Wat is dat?
      “Dat is een onderdeel van ons project Ecosysteem Mentale ­Gezondheid (afgekort als GEM, red.). Binnen dit project werken we aan een nieuwe manier van denken over en behandelen van psychisch lijden. We weten dat slechts 14 ­procent van de contacten van ­mensen met psychische problemen via de reguliere ggz verlopen, denk hierbij aan de gebruikelijke ­gesprekken met een psycholoog. De overige 86 procent is hulp via andere formele en informele vormen van zorg, zoals alternatieve geneeswijzen, zelfzorgmiddelen, online hulp of mantelzorg. Het probleem is dat deze zorgvormen nauwelijks van elkaars bestaan weten, laat staan met elkaar ­samenwerken. Binnen het Eco­systeem Mentale Gezondheid ­werken al deze vormen van zorg wel met elkaar samen en leren ze ook van elkaar. Daarbij staat steeds de patiënt zelf centraal, in plaats van de DSM-diagnose. Meer informatie hierover staat op denieuweggz.nl.”

      U bent hier al heel lang mee bezig. Hoe ziet de toekomst van de psychiatrie eruit?
      “Ik denk dat er de komende tijd heel veel gaat veranderen. Nu al zijn er steeds meer ggz-instellingen die zeggen: ‘Help ons, wij willen het anders gaan doen.’ Veel ggz-instellingen staan open voor een nieuwe aanpak in de psychiatrie: denken vanuit de patiënt, meer samenwerking met andere vormen van zorg en ondersteuning door ervaringsdeskundigen. Veranderingen in de psychiatrie duren ­gemiddeld 25 jaar. En ik ben hier nu zo’n 25 jaar mee bezig. Dus ja, ik heb goede hoop.”

      Jim van Os (63) is hoogleraar ­psychiatrie en voorzitter van de Divisie Hersenen van het Universitair Medisch ­Centrum Utrecht. Daarnaast is hij Fellow en gasthoogleraar ­psychiatrische epidemiologie aan het Institute of Psychiatry van King’s College in Londen. Ook zette hij, samen met de Stichting PsychoseNet op. Dit platform richt zich op mensen met psychosegevoeligheid, hun naasten en zorgverleners.

      Bron: Plus Online >>

      #277048
      Luka
      Moderator

        KIB kan zowel therapeut als cliënt ondersteunen bij ontwrichte behandeling

        Een ggz-behandeling kan een intens traject zijn, zowel voor de cliënt die de behandeling ondergaat als voor de betrokken therapeut(en). In sommige gevallen doet de situatie zich voor dat een traject volledig stagneert, en de cliënt samen met de therapeut of het behandelteam niet verder komt. Er kan sprake zijn van ontwrichtend gedrag en de behandelrelatie kan zijn aangetast. In deze gevallen kan een Kliniek voor Intensieve Behandeling – ofwel KIB – ondersteuning bieden aan de cliënt en/of de zorgprofessional(s), met als doel om de weg naar herstel alsnog te kunnen voortzetten.

        De Klinieken Intensieve Behandeling zijn een derdelijnsvoorziening in het ggz-zorglandschap. De experts van de KIB’s bieden directe en indirecte zorg aan zowel professionals als cliënten in de ggz. Zij bieden onder andere consultatie, second opinion, in-company teamtrainingen, observatie en diagnostiek en tijdelijke opname.

        De cliënten of patiënten die door een KIB worden begeleid zijn doorgaans volwassenen (soms jongeren) met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) in combinatie met gedragsproblemen en intensieve zorgbehoeftes. Zij verblijven vaak al geruime tijd in de klinische ggz. Het belangrijkste overeenkomstige kenmerk van KIB-cliënten is dat er sprake is van een ontwrichte behandelrelatie. Er is sprake van een zodanig problematische wisselwerking tussen de cliënt en zijn omgeving dat het systeem waarvan hij deel uitmaakt, dreigt te desintegreren. Mede als gevolg van de heftigheid en aanhoudendheid van het probleemgedrag is de behandelrelatie ontregeld. Pogingen om de interactie om te buigen in een positieve, constructieve richting hebben niet tot resultaat geleid.

        Complexe en/of meervoudige problematiek
        Het gaat vaak om cliënten met complexe meervoudige psychische problematiek en vaak een langdurige psychiatrische voorgeschiedenis. Voorgaande behandelingen hadden onvoldoende resultaat. De KIB’s zien onder meer cliënten met:

        • Psychotische stoornissen, waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek zoals (fysieke/verbale) agressie, (fysieke/verbale) bedreigingen en (seksuele) intimidatie;

        • Ernstige persoonlijkheidsstoornissen, dissociatieve stoornissen en traumagerelateerde problematiek waarbij onder andere ‘acting out’, zelfdestructief en suïcidaal gedrag op de voorgrond staat zoals snijden, branden, stranguleren, bonken en het innemen van (brandende, giftige) stoffen en voorwerpen;

        • Autismespectrumstoornissen.

        Gerichte ondersteuning
        Het doel van een KIB is om de hulpverlening in de reguliere ggz zo te ondersteunen en te adviseren dat zij de behandeling op een positieve manier kunnen voortzetten ófwel dat de KIB de behandeling tijdelijk overneemt om de behandelimpasse te doorbreken. In beide gevallen is het uiteindelijke doel de relatie tussen patiënt en hulpverlening zodanig te herstellen dat de patiënt met ondersteuning van de hulpverlening kan werken aan zijn herstel.

        Een aantal manieren waarop een Kliniek Intensieve Behandeling kan helpen, zijn:

        • Door het ondersteunen van een behandelteam en cliënt in het inzetten van een andere benadering;
        • Door beide partijen een time out te bieden;
        • Door iemand een tijdlang in een ander gestructureerd behandelklimaat de kans te geven tot rust te komen;
        • Door het verwijzend behandelteam duurzame tools te geven hierin te ondersteunen;
        • Door de juiste randvoorwaarden voor herstel te creëren, zodat de cliënt terug of verder kan.

        Meer informatie over de mogelijkheden van KIB’s vind je in de folder KIB in de Keten of op de website van KIB Nederland.

        Bron: GGZ.nl >>

        #277050
        Luka
        Moderator

          PTSS-expert: ‘Traumabehandelingen zijn maatwerk’

          Praten met getraumatiseerde mensen? Totaal zinloos, stelt de Nederlands-Amerikaanse PTSS-deskundige Bessel van der Kolk. Laat ze eerst maar weer leren hun lichaam te kalmeren, bijvoorbeeld met yoga. Zijn aanpak is omstreden, maar hij boekt er veel succes mee.

          Er wordt tegenwoordig wat snel van een trauma gesproken, erkent Bessel van der Kolk, maar dan nog komt het veel voor. Naar schatting 8 tot 12 procent van de bevolking leeft met een echte posttraumatische stressstoornis (PTSS).

          Deze mensen hebben een ingrijpende ervaring doorgemaakt zoals een verkeersongeluk of verkrachting, of zijn langdurig blootgesteld aan bijvoorbeeld oorlogsgeweld of verwaarlozing in de kindertijd.

          Gebeurtenissen die nog lang diepe sporen kunnen trekken. In de geest en, volgens Bessel van der Kolk, vooral ook in het lichaam. Dat is soms over-alert: het staat als het ware nog altijd klaar om te vechten of te vluchten.

          ‘Heb je een trauma, dan is het probleem ten diepste dat je je niet veilig voelt in deze wereld, met name je lichaam niet,’ zo formuleert Bessel van der Kolk het. Hij is auteur van de bestseller The Body Keeps the Score, in het Nederlands vertaald als Traumasporen.

          Trauma behandelen
          Na enige aarzeling vertelt de Amerikaanse psychiater met de Hollandse roots dat zijn interesse in PTSS geen toeval is.

          Hij groeide op in het Den Haag van vlak na de oorlog, als kind van getraumatiseerde ouders. ‘Zij hielden hun hele leven last van de oorlog en van de gruwelijke armoede vóór die tijd.

          Er waren geen sociale voorzieningen; was je arm, dan moest je maar zien hoe je overleefde. Vooral mijn moeder wist niet hoe ze moest ontspannen, of hoe ze moest omgaan met haar familie.

          Ik denk met droefheid terug aan het ongelukkige leven dat ze heeft geleid. Als men in haar tijd wist wat we nu allemaal weten, had iemand haar trauma kunnen behandelen.’

          Bessel van der Kolk is altijd geïnteresseerd geweest in zowel harde als sociale wetenschappen. Door te kiezen voor de psychiatrie kon hij zowel hersenwetenschapper als humanist zijn.

          ‘Ik heb allerlei behandelingen persoonlijk uitgeprobeerd, zoals psychoanalyse, lichaamsgerichte therapie en yoga, en ook uitvoerige wetenschappelijke studies gedaan naar het effect van medicijnen zoals Prozac, EMDR, neurofeedback en psychedelische drugs. Kortom, zo’n beetje alles wat ik nu mijn patiënten aanbied.’

          U bent steeds meer met het lichaam gaan werken, en praten steeds meer gaan relativeren. U waarschuwt zelfs tegen ‘de tirannie van taal’.
          Bessel van der Kolk: ‘Het is natuurlijk ontzettend belangrijk om na een trauma in een veilige omgeving te kunnen vertellen wat er met je gebeurd is. Vaak genoeg is een trauma een geheim dat eruit moet.

          Maar alleen praten en begrijpen waarom je pijn hebt, lost die pijn niet op. Het neemt de inprenting van angst en walging niet weg. Dat zijn primitieve lichamelijke reacties die uit een ander, niet-talig deel van het brein komen. Dus daar moet je je lichaam mee helpen.

          Een traumareactie is een dierlijke vecht- of-vluchtrespons, met stresshormonen als motor. Bij mensen met een PTSS is daar iets fout gegaan: ze maakten een schokkende gebeurtenis mee waar niet tegen te vechten of van weg te vluchten was. Hun stressreactie is chronisch geworden, waardoor zij overdreven heftige reacties blijven vertonen.

          Zij voelen de drang om te slaan of weg te rennen bij de kleinste voorvallen. Hun lichaam moet daarom eerst kalmeren. Als jouw baby ’s nachts huilend wakker wordt, ga je daar toch ook geen gesprek mee voeren?

          Nee, je houdt hem vast, wiegt en troost hem, en daarmee herstel je het evenwicht op een heel elementair niveau. Daar moet de behandeling van PTSS ook mee beginnen.’

          Dus de therapeuten in uw behandelcentrum wiegen en troosten de patiënten?
          ‘Nee, daar hebben we andere hulpverleners voor. Die geven onze patiënten massages, doen een zachte deken om hen heen, laten ze op een trampoline springen. Het is fascinerend om te zien wat dat laatste doet met kinderen met PTSS.

          Als die beginnen te springen of aanrakingen voelen, gaat hun taalgebruik vooruit. Ze ontwikkelen het vermogen om in complete en complexe zinnen te spreken.

          Zolang die kinderen vervuld zijn van angst, gedragen ze zich als angstige diertjes. Maar wanneer het regulatiesysteem achter in de hersenen gekalmeerd raakt, gaat ook het voorste deel van het brein gezonder functioneren.

          Er kan dan beter onderscheid gemaakt worden tussen verleden, heden en toekomst. En dan kan doordringen dat het gevaar in het heden is geweken.’

          Was er een bepaald moment waarop u dacht: al dat praten leidt nergens toe?
          ‘Ik werd heel váák bekropen door het gevoel: verdorie, de patiënt en ik praten volop en we geven om elkaar in deze therapeutische relatie, maar toch knapt hij niet op. Dus ging ik op zoek naar nieuwe manieren om PTSS en sporen van trauma te behandelen.

          Ik was dertig jaar geleden de eerste behandelaar die het effect van Prozac bij PTSS bestudeerde. Toen ik tot de conclusie was gekomen dat het middel onvoldoende verschil maakte, begon ik andere dingen te onderzoeken.’

          Dat was EMDR, indertijd nog zeer omstreden.
          Bessel van der Kolk: ‘Inderdaad. Maar EMDR is een fantastische behandeling gebleken voor trauma en PTSS. Sommige mensen denken dat ik een EMDR-fanaticus ben, maar ik zie het bovenal als een techniek die deuren heeft geopend.

          Het is zó anders dan op je kont zitten en praten. Je zegt eigenlijk heel weinig; de patiënt roept het traumatiserende beeld in zijn herinnering op en volgt daarbij met zijn ogen jouw vinger die heen en weer gaat. En de herinnering verandert!

          Maar er bleef een groep patiënten over bij wie EMDR niet werkte, dus moesten we weer verder zoeken. Zo kwam ik uit bij yoga. Ook dat helpt sommige mensen, maar evenmin iedereen. Je hebt gewoon een heel arsenaal aan trucs nodig, want niet één behandelingsmethode werkt altijd en bij iedereen.’

          Hoe kan yoga getraumatiseerde mensen helpen?
          ‘Dankzij yoga kun je meer accepterend worden over jezelf en je emoties; meer in het hier en nu komen. Yoga betekent mindful zijn, je adem reguleren en je lichaam voelen: drie wezenlijke componenten van beter worden.

          Het kan ook helpen om de triggers in je lichaam te accepteren. Neem de “happy baby-houding”. Je doet daarbij je benen in de lucht en spreidt die zo wijd mogelijk, je onderbuik naar boven gericht. Dat is géén fijne houding als je seksueel misbruikt bent.

          Maar je kunt niet echt in je lichaam wonen als je jezelf niet kunt openen. Dus vragen wij mensen met PTSS om het langzamerhand te proberen, heel voorzichtig: knieën omhoog, rustig ademend.

          Een patiënte vertelde hoe zij toen écht aan den lijve kon ervaren dat er niets vreselijks meer gebeurt. Zo’n nieuwe reële ervaring in het hier en nu overschrijft de oude, irreële angst dat ze weer verkracht wordt. En dan kan er iets helen.’

          Is praten nog wel nodig?
          ‘Zeker. Mensen met een trauma schamen zich vaak en begrip en zelfliefde is dan hard nodig. Praten helpt daarbij. Maar bij trauma is dé grote uitdaging om het lichamelijke gevoel van veiligheid te herstellen.

          Uit breinonderzoek blijkt dat wanneer mensen flashbacks hebben van hun traumatische ervaring, het hele verbale deel van hun brein blokkeert. Ze zijn dan weer helemaal dat angstige dier wiens leven in gevaar is.

          Het zijn dit soort onderzoeksuitkomsten die mij ertoe brachten dingen te gaan proberen waarbij het gesprek niet zo’n rol speelt. We wisten uit de praktijk al dat mensen die zijn verkracht door hun vader, een aanslag hebben meegemaakt of in een concentratiekamp hebben gezeten, daar vaak niet over kunnen praten. Je móét daarom wel een andere ingang dan de taal zien te vinden.

          Wat mij altijd weer diep raakt bij mijn patiënten, is dat ze hun lichaam nauwelijks voelen. Daardoor herkennen ze ook signalen als moeheid, pijn en blijheid niet.

          Al die emoties zijn lichaamsgebaseerde ervaringen. Dat verklaart waarom getraumatiseerde mensen vaak zo weinig betrokken overkomen: ze kúnnen zich niet echt levendig, betrokken of blij voelen.’

          Waarom is er zo veel controverse rond uw persoon geweest?
          Bessel van der Kolk: ‘We waren het eerste centrum ter wereld dat yoga toepaste bij een groep zeer chronische traumapatiënten die al jaren geen vooruitgang boekten. Hun symptomen verminderden met gemiddeld 30 procent.

          Ook neurofeedback onderzochten we bij zo’n resistente groep patiënten, en weer zagen we een afname van gemiddeld 30 procent van de klachten.

          Samen zingen, bewegen, ritmes aannemen, blijkt sommige patiënten ook te helpen. Maar mensen zijn bang voor nieuwe zaken. Als je komt met iets waaraan niemand nog gedacht heeft, ontmoet je scepsis.

          De eerste keus-traumabehandeling in de VS is nu cognitieve gedragstherapie – dat wordt het meest onderwezen. Maar in mijn kringen, die vrij groot zijn, doet niemand dat. PTSS-klachten nemen er gemiddeld met een derde mee af, ongeveer net zoveel als met een placebo. Dat is niet goed genoeg!

          EMDR doet het beter, maar dat vonden mensen in het begin maar raar. Daarbij wiebel je met je vingers, en respectabele mensen wiebelen niet met hun vingers.

          Nu werken we weer met psychedelische drugs: nog raarder! Maar een middel als MDMA leidt tot diepe lichamelijke ervaringen, waardoor mensen met PTSS eindelijk durven voelen wat ze altijd hebben tegengehouden.

          Onder veilige omstandigheden kunnen ze terug naar een gebeurtenis in het verleden om te ontdekken: ja het is gebeurd, maar het is nu weg. Trauma is niet wat er met je gebeurd is, maar wat er nog steeds met je gebeurt terwijl je een gevoel ervaart.’

          De vraag is dus vooral: wat werkt voor wie?
          ‘Precies. En dat is deels een kwestie van temperament van de cliënt; je moet samen zoeken naar de passendste behandeling. Gelukkig werk ik in een kliniek waar we het hele scala aan behandelingen bieden; daarom knappen bij ons gemiddeld meer mensen op.

          Op de universiteit krijgen behandelaars nog steeds vaak “formules” aangeleerd: dit werkt bij deze aandoening. Onze missie is dat therapeuten meerdere methodes kunnen gebruiken in hun werk.

          Zij moeten de patiënt helpen in het hier en nu te komen, en er is niet één “beste manier” om dat te bereiken. Als je ooit iemand hoort beweren dat hij hét antwoord op trauma heeft, geloof hem dan vooral niet.’

          Bron: Psychologie magazine >>

          #277085
          Luka
          Moderator

            Iva Bicanic over helen na seksueel trauma: ‘Praten moét niet, maar het moet wél altijd kunnen’

            Door seksueel trauma kan je de seksuele verbinding met jezelf verliezen, met problemen op het gebied van intimiteit en veiligheid tot gevolg. Maar voor veel vrouwen is het mogelijk deze verbinding te herstellen.

            Klinisch psycholoog Iva Bicanic van Centrum Seksueel Geweld legt uit aan LINDA.meiden hoe je dat herstel zou kunnen realiseren.

            SEKSUEEL TRAUMA
            “De term seksueel trauma verwijst naar een wond of schade die een vrouw heeft opgelopen als gevolg van een situatie waarin iemand misbruik heeft gemaakt van zijn of haar macht om iets seksueels met jou te doen”, vertelt Bicanic. “Dit kan op alle leeftijden plaatsvinden; zowel in de vroege jeugd als in een (jong)volwassen leven.”

            Het oplopen van seksueel trauma is heel ingrijpend en heeft de nodige gevolgen, stelt Bicanic. “Nachtmerries, herbelevingen en vermijdingsgedrag zijn veelvoorkomende gevolgen. Ook kan het zijn dat je snel schrikt, omdat je je als slachtoffer regelmatig – ook na het misbruik nog – onveilig voelt. Ook kan je concentratieproblemen ondervinden en loopt het zelfbeeld van slachtoffers vaak een flinke deuk op. Negatieve gedachtes over jezelf en de wereld zijn daardoor in deze voor slachtoffers heel gewoon, maar daardoor niet minder vervelend.”

            “Uit seksueel trauma komen ook vaak intimiteitsproblemen voort. Deze problemen kunnen zich uiten in het vermijden van seksuele handelingen, walgen van seksuele handelingen of het ervaren van extreme spanning voor, tijdens en/of na het verrichten hiervan. Ook kan het zijn dat je al panikeert zodra iemand je – op welke manier dan ook – überhaupt aanraakt.”

            SEKSUELE VERBINDING
            “Veel mensen hebben door de gevolgen van seksueel trauma moeite met het vinden en accepteren van hun identiteit. Ze voelen zich beroofd van een groot deel van zichzelf en verliezen als gevolg daarvan ook vaak de verbinding met zichzelf en/of de seksuele verbinding die zij hiervoor met zichzelf hadden. Ook geven slachtoffers zichzelf vaak de schuld van het oplopen van het trauma. En dat terwijl de schuld van een zo’n trauma in geen enkele situatie bij het slachtoffer ligt.”

            Volgens Bicanic zijn er (gelukkig) verschillende dingen die je kan doen om de seksuele verbinding met jezelf – al is het maar een beetje – te herstellen. “Het is belangrijk veel te lezen over het onderwerp, omdat dit kan bijdragen aan het hebben van compassie voor jezelf. Als je eenmaal compassie voor jezelf hebt en niet alleen denkt, maar ook echt voèlt dat niets hiervan jouw schuld is geweest, is het voor veel slachtoffers al makkelijker om hulp te zoeken. En dat kan bijdragen aan het geloof in het feit dat herstellen van seksueel trauma voor veel vrouwen samen fijner is dan alleen.”

            COMMUNICEREN
            Bicanic weet uit ervaring echter hoe moeilijk het voor sommige vrouwen is om open te zijn en erover te praten. “Praten over seksueel trauma móét niet, maar het moet wél altijd kunnen. Ik adviseer slachtoffers van seksueel trauma dan ook altijd om open te zijn op het moment dat zij daar zelf klaar voor zijn. Voor de naasten van het slachtoffer is het belangrijk om geen vragen te stellen die het slachtoffer zichzelf mogelijk ook al heel lang stelt. Op die manier impliceer je voor slachtoffers vaak indirect dat zij op een andere manier had kunnen handelen. Maar dat is nooit het geval. Als het slachtoffer daartoe in staat was geweest, dan had zij dat wel gedaan.”

            Slachtoffers die overwegen om het gesprek over hun seksuele trauma met hun naasten aan te gaan, adviseert Bicanic het volgende: “Je mag ervan uitgaan dat je naasten van je houden. En mensen die van je houden, die zullen liefdevol reageren. Doen ze dat – hoeveel ze ook van je houden – toch niet, dan is dat vaak omdat naasten van slachtoffers zich niet altijd de juiste houding weten te geven. Dit als gevolg van de heftigheid van de gebeurtenis. Onthoudt in dat geval dat ook dát niet aan jou ligt. Want nogmaals: niets hiervan is jouw schuld. Dat is het nooit geweest – en dat zal het ook nooit zijn.”

            Bron: Linda meiden >>

            #277325
            Luka
            Moderator

              Deze jongens gingen wél in therapie: ‘Hoop dat minder mannen suïcide plegen als ze hulp zoeken’

              Het cliché is waar: mannen zeggen notoir vaak ‘nee’ tegen mentale hulp. Jay en Theun gingen wel in behandeling. “Mijn leven staat stil, en ik kan het alleen in beweging krijgen door hulp te zoeken.”

              Corona, klimaat, kansenongelijkheid, de wooncrisis: het leven voor jonge mensen is er de afgelopen jaren niet makkelijker op geworden. En dat wordt steeds voelbaarder: jongeren bereikten afgelopen jaar een dieptepunt in hun mentale gezondheid. Stress onder studenten, constateerde Trimbos deze maand, is hoger dan ooit.

              Wat ook uit de data blijkt: mannen zoeken veel minder vaak hulp dan vrouwen, zowel voor fysieke als mentale problemen – met soms fatale gevolgen. Wat kunnen we tegen deze kloof doen?

              Voor dit stuk spraken we twee jonge Nederlandse mannen die hulp zochten voor hun psychische problematiek. Beiden zitten ze op een ander punt in hun traject – en geen van hen ging het makkelijk af – maar unaniem zeggen ze: geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor mannen moet bespreekbaarder worden.

              Littekens
              Jay* (25) uit Zuid-Holland ging bijvoorbeeld in behandeling voor emotieregulatieproblemen en trauma. Zijn ouders kwamen beiden uit milieus die ‘niet goed’ voor ze waren. “Ik ben opgegroeid met mensen die zelf niet goed met hun emoties konden omgaan, en dat vaak op mij afreageerden.”

              Jay wil de cyclus van trauma in zijn familie breken. Hij geldt als een uitzondering: Jay zocht namelijk wél hulp voor zijn problemen. Jay: “Zowel aan de Nederlandse als de Hindoestaanse kant van mijn familie was het ongebruikelijk dat mannen in therapie gaan. En als iemand ging, waren het de vrouwen die therapie aanraadden.”

              Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via http://www.113.nl, bel 113 of bel gratis 0800-0113

              Bij Jay speelde zijn moeder een grote rol. “Ik kreeg al vroeg mee dat zij naar therapie ging, nadat haar zusje suïcide pleegde. Ze veroordeelde me niet, maar nam me direct mee naar de huisarts voor een verwijzing naar de psycholoog, toen ze littekens op mijn armen zag.”

              Inmiddels vindt hij dat de meeste mensen baat hebben bij een psycholoog: “Als je je been breekt, dan ga je naar het ziekenhuis om gips te zetten, en als je mentaal iets hebt dat niet weggaat, dan ga je óók naar een medische specialist, toch?”

              Theun (24) is op een ander punt in zijn ggz-reis: hij heeft net de eerste stap genomen om in therapie te gaan voor zijn angst- en motivatieproblemen. Hij zit al lange tijd veel ‘vast in zijn hoofd’, maar de hobbel om psychische hulp te vragen was tot nu toe te hoog. “Ik dacht altijd dat therapie een allerlaatste redmiddel was voor wanneer je suïcidaal bent of niet meer functioneert. Maar mijn leven staat momenteel stil, en de enige manier waarop ik het in beweging kan krijgen is door hulp te zoeken.”

              De praktische kanten van het zoeken naar hulp – een verwijsbrief naar ggz vragen bij de huisarts, een ggz-behandelaar uitzoeken en contacteren – zaten zowel Theun als Jay in de weg. Jay: “Ik negeerde het feit dat ik therapie moest zoeken, omdat ik het simpelweg te veel moeite en gedoe vond. Mijn vrienden hebben me er uiteindelijk ook mee geholpen.” Wat Jay weerhield van het zoeken, waren de wachttijden (die momenteel oplopen tot een halfjaar), en dat niet alle therapieën worden vergoed. “Ik moest iets vinden wat paste, én wat betaald werd door mijn verzekeraar.”

              Bij Theun stapelden zich de problemen op omdat hij, onder meer in zijn thuissituatie en op werk, niet op zijn plek was. Na een blessure die hij door werk opliep kwam hij ook nog eens thuis te zitten, in de Ziektewet.

              Op het moment dat hij besefte dat hij niet verder kwam, toen hij al enige tijd thuiszat, maakte Theun een lijst met problemen waar hij tegenaan liep. “Toen ik ze bij elkaar zag, was het eigenlijk erger dan ik dacht. Het zette dingen in perspectief, en deed me realiseren dat ik hulp nodig had. Ik mailde mijn vraag om hulp naar een aantal verschillende praktijken. Dat voelde als een grote stap, ook omdat het iets is dat ik al langer uitstel.”

              Wél problemen, geen hulp vragen
              Theun en Jay zijn inderdaad een uitzondering, zeggen de drie specialisten die we voor dit stuk spreken. Mannen zoeken minder vaak en snel hulp. Dat is niet omdat ze het niet nodig hebben: ze hebben evenveel psychische problemen als vrouwen, en in de suïcidecijfers zijn ze zoals gezegd nota bene sterk oververtegenwoordigd.

              Pinés Nuku werkt als klinisch psycholoog en psychotherapeut en specialiseert zich in de mentale gezondheid van adolescenten. Hij heeft het idee dat mannen de laatste jaren meer bezig zijn met hun mentale gezondheid – onderzoek van een grote beroepsorganisatie voor therapeuten in Engeland van eind 2022 suggereert dat het stigma inderdaad lijkt te verminderen. Maar, leert het onderzoek, hoewel de houding van mannen ten opzichte van therapie is veranderd, vertaalt zich dat niet direct naar hulpzoekend gedrag.

              Ook Nuku geeft die kanttekening: “Ik zie in de loop der jaren geen echte verschuiving in de man-vrouwverdeling binnen de ggz.” Ook het soort problematiek – vrouwen meer emotionele stoornissen zoals depressie en angst en mannen meer gedragsstoornissen zoals agressie – verandert niet veel, zegt hij. Vrouwen maken bijna twee keer zoveel gebruik van ggz-voorzieningen als mannen, terwijl therapie net zo goed werkt voor mannen als voor vrouwen.

              Klein vocabulair
              Maar hoe komt dat nu, die kloof? ‘Traditioneel mannelijk gedrag’ komt vaak voorbij als verklaring voor het hulpmijdende gedrag van mannen. We checken het bij Hannah Mars. Hen is projectcoördinator voor stichting Emancipator, een stichting die mannen meer wil betrekken in genderemancipatie. Voor Emancipator geeft Mars cursussen om mannen en jongens te leren hun masculiniteit om te zetten in iets constructiefs.

              Mars ziet dat mannen al vanaf jonge leeftijd weinig vocabulair aangeleerd krijgen om te praten over hun emoties. “Uit onderzoek blijkt dat ouders al vóór de geboorte op andere manieren communiceren met hun ongeboren kind zodra ze het geslacht weten.”

              Dit merkt de 24-jarige Theun ook bij zijn vrienden en de mannen in zijn omgeving: die lijken vaak geen idee te hebben hoe ze moeten praten over hun emoties. Dat merkt hij in het bijzonder als hij over zijn emoties begint. Ze zijn bang zielig gevonden te worden, denkt hij: mannen draaien er omheen, en als je doorvraagt, kappen ze je af. Hoort erbij, zeggen ze dan. C’est la vie.

              Vereenzamen
              Het resultaat: mannen kampen vaak in hun eentje met (steeds erger wordende) psychische klachten. De afgelopen decennia zijn ze gestaag aan het vereenzamen. “Mannen hebben geïnternaliseerd dat ze het helemaal zelf moeten doen”, zegt Hannah Mars daarover. Daarom zien ze psychische hulp vaak niet eens als mogelijkheid.

              Voor dit stuk spraken we ook kinder- en jeugdpsychiater Anne Pelzer. Zij noemt nog een drempel: in de Nederlandse ggz wordt de nadruk gelegd op praten, terwijl mannen het vaak moeilijker vinden om zich op die manier kwetsbaar op te stellen. De sector wordt daarnaast ook nog eens gedomineerd door vrouwelijke behandelaars, zegt Pelzer: zo’n 70% van de behandelaars is vrouw, ook al willen veel mannen liever een mannelijke behandelaar. Want de wetenschap leert ons: mensen worden nou eenmaal liever behandeld door iemand die op ze lijkt – en dit geldt trouwens ook voor andere minderheidsgroepen.

              Symptoom weg, probleem weg
              Klinisch psycholoog Pinés Nuku krijgt in zijn dagelijkse werk te maken met mannen die wél de weg naar psychologische hulp hebben gevonden. En die vereisen over het algemeen inderdaad een andere aanpak, zegt hij. Bij mannen moet je bijvoorbeeld expliciet steunend zijn over hun keuze om naar therapie te gaan, en goed de verwachtingen bespreken. Veel mannen zijn namelijk eerder geneigd vroegtijdig te stoppen met de behandeling, en maken daarin vaak ‘pragmatische’ keuzes. “Ze denken snel: symptoom weg, probleem weg,” ziet Nuku.

              Ook wanneer ze lijden, voelen mannen vaak de druk om rolbevestigend – ‘stoer’ en pragmatisch – op te treden. Niet omdat ze oppervlakkiger zijn of minder lijden, maar omdat ze aan maatschappelijke verwachtingen willen voldoen. Daarnaast zijn mannen anders ‘bedraad’: “Door bepaalde neurobiologische factoren zijn mannen gemiddeld minder geduldig – dus houden ze niet van langdurig gepraat – en nemen ze meer risico’s, zoals vroegtijdig stoppen met praattherapie.”

              Hoe ziet zo’n sessie eruit? Dat verschilt, zegt Jay. “Therapie voor mij is praten over wat je dwarszit. Het hoeft niet altijd over de meest complexe problemen te gaan. Soms praat ik over dagelijkse dingen, maar vaak gaat het ook over grotere problemen waar ik mee worstel.”

              Hij probeert zo open mogelijk te praten met zijn behandelaar: “Ik vind dat je niet moet liegen tegen je therapeut. Je bent er om geholpen te worden, en hoe meer ze weten over je, hoe beter de therapie wordt, vind ik. In het eerste gesprek wordt meestal ook gevraagd wat je ervan verwacht. En als je meer sessies, een andere therapeut of therapievorm wilt, kun je dat altijd bespreken met je behandelaar.”

              Jay zette zijn behandeling door. Therapie gaf hem controle over zijn drang naar automutilatie. “Ik kreeg inzicht in waarom ik verdriet en woede voel, en hoe ik er gezond mee om kan gaan zonder schade aan te richten.”

              Women are sad, men are bad
              Jay heeft elke week een gesprek met zijn behandelaar, soms eens in de twee weken. “Het helpt me een structuur op te bouwen in mijn leven. En het is fijn om iemand te hebben die simpelweg naar je luistert en je problemen erkent”, vertelt Jay. “Je hebt iemand voor je die er verstand van heeft, en waarmee je verder geen connecties hebt, los van het feit dat diegene je therapeut is.”

              Gemiddeld gezien hebben mannen dus niet minder problemen dan vrouwen, maar ze geven er wél anders uiting aan, zien de specialisten die we voor dit stuk spreken. Women are sad, men are bad, luidt het credo onder psychologen.

              Als jongens hun emoties uiten, worden ze afgestraft, aldus Hannah Mars van stichting Emancipator. “De enige emotie die mannen mogen laten zien is woede. Je kunt je voorstellen dat het snel heel toxisch wordt wanneer je verdriet alleen kunt uiten door woede.”

              Niet toevalligerwijs wordt het meeste geweld in de wereld gepleegd door mannen, en is het overgrote deel van de bedden in gevangenissen gereserveerd voor mannen. Een groot deel van de gedetineerden kampte al vóór ze in de gevangenis belandden met (onbehandelde) mentale klachten. Dit beschrijft kinder- en jeugdpsychiater Anne Pelzer in haar onderzoek Waar zijn de jongens gebleven?, waarin ze met haar onderzoeksteam analyseerde waarom in de crisishulp vier keer zoveel meisjes behandeld worden als jongens.

              Een ABC van de ggz
              Eigenlijk zouden kinderen op basisscholen sneller voorlichting moeten krijgen over mentale gezondheid, vindt Jay. “In groep 7 en 8 krijg je seksuele voorlichting. Waarom bestaat zoiets niet voor geestelijke gezondheidszorg? Laat kinderen weten dat ze erover kunnen praten, en om hulp kunnen vragen. Ik heb dat gemist; ik heb nooit aan therapie gedacht tot mijn moeder ermee kwam.”

              Klinisch psycholoog Nuku onderstreept dit: de ggz kan maatschappelijke organisaties als de overheid, werkgevers en scholen steunen, bijvoorbeeld met een voorlichtingscampagne zoals het eerdere Hey, het is oké.

              Naast een divers aanbod van behandelaars kunnen er ook meer verschillende zorgvormen komen, denkt jeugdpsychiater Anne Pelzer. “Bijvoorbeeld een zorgaanbod waarbij de focus minder ligt op praten maar op beweging, muziek of creatieve therapie. Dat kan ook bijdragen aan een inclusievere ggz.”

              Kracht
              Jay wil andere mannen aansporen ook te praten over hun psychische klachten: “Misschien is het een cliché, maar het is oké om hulp te vragen. Je bent er niet zwakker door. Het laat juist je kracht zien.”

              Dat wil hij benadrukken, want ook in zijn directe omgeving ziet hij de consequenties van het hulpmijdende gedrag van mannen. Suïcide is de grootste doodsoorzaak onder jonge mensen, en Jay zag recent meerdere suïcides in zijn omgeving – stuk voor stuk mannen. “Ik hoop dat ik dat niet meer mee hoef te maken, als mannen sneller hulp zoeken.”

              Bron: NPO3 / Brandpuntplus >>

            5 berichten aan het bekijken - 111 tot 115 (van in totaal 115)
            • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.
            gasten online: 34 ▪︎ leden online: 8
            Mark, Moderator, Kaia, Leentje, Lotteeh, LSG, Zodiac, Colinda
            FORUM STATISTIEKEN
            topics: 3.769, reacties: 21.168, leden: 2.814