› Forum Lotgenoten Seksueel Geweld › Achtergrond & Informatie › Informatieve websites & mediaberichten › Aangifte doen & juridische hulp
- Dit onderwerp bevat 33 reacties, 3 deelnemers, en is laatst geüpdatet op 15/10/2022 om 20:06 door Luka.
-
AuteurReacties
-
4 april 2019 om 12:06 #237397LSGBeheerTopic starter
Politie Podcast: Wat staat je te wachten als je slachtoffer bent van seksueel geweld en aangifte wil doen?
Midden-Nederland – “We houden heel veel rekening met de wensen en behoeften van slachtoffers van zedenzaken. Als iemand belt, gaan wij niet als een olifant door de porseleinkast. We kijken eerst globaal wat er is gebeurd en nodigen iemand uit voor een informatief gesprek op het bureau.” Aan het woord is Yet van Mastrigt, zedenexpert van de politie. Samen met Iva Bicanic, hoofd van het Centrum Seksueel Geweld, vertelt zij in de nieuwste Politie Podcast wat slachtoffers van seksueel geweld te wachten staat als zij de politie bellen, welke dilemma’s kunnen spelen voor het slachtoffer en welke zorg er is.
“Als politie gaan we met zedenaangiften anders om dan met andere aangiften, omdat de verdachte vaak een bekende is van het slachtoffer, zoals een vader, trainer of leraar. Vaak gaat het om een 1 tegen 1 verklaring: er zijn geen getuigen. En bij slachtoffers spelen vaak gevoelens van schaamte en loyaliteit.”
Informatief gesprek
Van Mastrigt: “Om uit te zoeken wat er aan de hand is en het slachtoffer zo goed mogelijk te informeren, nodigen we iemand uit op het bureau voor een informatief gesprek met twee speciaal opgeleide zedenrechercheurs. We praten over wat er is gebeurd en wat we kunnen betekenen. Wij leggen uit dat er mogelijk sporen zijn die we veilig kunnen stellen en dat we bij een aangifte van seconde tot seconde willen weten wat er is gebeurd. De zedenrechercheurs helpen het slachtoffer zo goed mogelijk, maar het verhaal moet echt van het slachtoffer komen en het is belangrijk dat het ook de waarheid is. Het slachtoffer bepaalt daarna of hij/zij bedenktijd wil, en kan dan bijvoorbeeld overleggen met een slachtofferadvocaat of vertrouwenspersoon. Daarna hebben we weer contact.”“Stel je voor: je vader heeft jou misbruikt. Je komt bij de politie en hoort dat als je aangifte doet, wij mensen in je omgeving gaan horen. Zo’n hele familie komt overhoop te liggen. Dan kunnen er gevoelens van schuld en loyaliteit komen. Het is belangrijk dat je daarom in alle rust kunt overwegen of je aangifte wilt doen. Een strafproces kan ingrijpend zijn, maar het kan ook helpen als je wil dat de dader wordt gestraft of dat je wil voorkomen dat de vermoedelijke dader het bij iemand anders doet.”
Regie bij het slachtoffer
Van Mastrigt: “Het is de gedachte van de media, politiek, maatschappij dat ieder slachtoffer aangifte moet doen, dat iedere zaak moet worden opgepakt en dat iedere verdachte achter de dikke deur moet. En daar kan ik een heel eind in meekomen”, vertelt Van Mastrigt. “Maar wij hebben wel het verhaal van het slachtoffer nodig. En als het slachtoffer daar niet toe in staat is, ben ik blij dat de regie bij het slachtoffer ligt. Tijdens het seksueel misbruik was het slachtoffer die regie kwijt. Het is belangrijk dat wij die regie weer teruggeven.”Onderzoek zedenzaak
Als het slachtoffer besluit om aangifte te doen, start het politieonderzoek. “We houden het slachtoffer op de hoogte van alle relevante momenten. We gaan bijvoorbeeld getuigen horen, doen onderzoek naar sporen op het plaats delict, onderzoeken computers, camerabeelden et cetera. Per zaak is het verschillend wat we precies kunnen delen over het onderzoek.”Is iedere zedenzaak strafbaar?
Van Mastrigt: “We moeten iedere keer bekijken of een zaak strafbaar is. Het is echt maatwerk. Voor de wet speelt bij bijvoorbeeld aanranding of verkrachting dwang een rol. Of dat de verdachte had kunnen weten dat het gebeuren niet gewenst was. Als politie zijn we voor waarheidsvinding en strafrechtelijk onderzoek. Het kan gebeuren dat we een zaak niet kunnen oppakken, maar dat het slachtoffer wel doorgaat naar hulpverlening.”Hulp voor slachtoffers
In het Centrum Seksueel Geweld werken alle partijen samen om slachtoffers goede zorg te geven. “Dat gebeurt zoveel mogelijk op één plek zodat het slachtoffer niet onnodig wordt belast. Met bijvoorbeeld steeds maar weer het verhaal vertellen of nog een keer uit de kleren voor een onderzoek”. Aan het woord is Iva Bicanic, hoofd van het Centrum Seksueel Geweld. Wat de juridische status is van het seksueel geweld, wél of niet strafbaar, doet er voor het centrum niet toe. “Als iemand het zo heeft ervaren, kan hij of zij bij ons terecht. Altijd.”De politie en het Centrum Seksueel Geweld werken nauw samen. Bicanic: “Het eerst wat wij vragen als iemand ons belt is: wil je contact met de politie. Want dan gaan we dat direct regelen. Andersom is het net zo. Zij zullen aan acute slachtoffers vragen; heb je behoefte aan medische zorg of aan psychologische zorg.”
Onderzoek arts
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen bij het geweld verschillende dingen oplopen. “Je kunt een soa oplopen, zwanger worden, lichamelijk letsel oplopen. Daarom is het zo belangrijk dat deze mensen zo snel mogelijk naar het centrum komen om daar door een arts te worden onderzocht.”Bicanic zegt dat bij seksueel geweld eigenlijk altijd haast geboden is. “De meeste mensen die slachtoffer zijn geworden, willen eigenlijk alleen maar naar huis, douchen en in bed liggen en alles vergeten. We zeggen dan: kom toch naar het centrum. Neem iemand mee. Ga niet je tanden poetsen. Neem je kleding mee in een papieren zak. Als je wil gaan plassen, vang het op, ga niet meer eten en drinken. In de eerste zeven dagen liggen er kansen voor het onderzoek, en die willen we zo goed mogelijk benutten.”
Steun
De zorg gaat verder dan medisch onderzoek, zegt Bicanic. “Mensen denken heel snel: ik word nooit meer de oude. Ik word gek in mijn hoofd. Al die herbelevingen waar ze last van hebben. Dan geven we ze ook uitleg daarover. Alles wat je nu voelt en denkt is heel normaal. Het blijft niet zo.”“Vier weken lang krijgen slachtoffers in ons centrum psychologische zorg. En als na vier weken blijkt dat het helemaal niet goed gaat, hetzelfde nog als dag 1, dan krijgen de mensen een traumabehandeling. Dat geldt voor iedereen. Van 0 tot 100. Met of zonder verblijfsvergunning. Iedereen is welkom.”
Melding doen van seksueel geweld
Bel de politie op 0900 8844 of 112 als iedere seconde telt. Ontdek meer over aangifte doen van zedenmisdrijven.Bron: politie.nl
1 juni 2019 om 17:41 #240357MarkModeratorLet op, dit artikel beschrijft de situatie in België!
Als seksueel misbruik voor de rechter komt
Per dag worden in België 8 aangiftes gedaan van verkrachting. Slechts 1 op de 10 slachtoffers doet effectief aangifte. Het werkelijke aantal ligt dan ook veel hoger; naar schatting 80 verkrachtingen per dag. Hoe gaat het verder als daar gevolg aan wordt gegeven met een gerechtelijke procedure? En hoe kan het dat daders vaak onbestraft blijven?
Hoewel de grote psychologische en fysieke gevolgen van verkrachting bekend zijn, leiden in België slechts 120 van de 3.000 jaarlijkse aangiftes daadwerkelijk tot een veroordeling. Dat cijfer ligt lager dan het Europese gemiddelde. België behoort daarmee tot de zeven Europese landen waarbij een aangifte het minst vaak leidt tot veroordeling.
Tussen 2009 en 2011 werd 44% van de verkrachtingszaken bij het parket geseponeerd zonder gevolg: daarvan 56% wegens gebrek aan bewijzen en 17% omdat de dader onbekend was. Als andere redenen waarom verkrachtingszaken geseponeerd worden, werden onder meer het gedrag van het slachtoffer, de beperkte maatschappelijke weerslag of het feit dat het ging om een misdrijf van relationele aard (terwijl verkrachting binnen het huwelijk wel degelijk strafbaar is) als reden aangehaald om een zaak te seponeren, blijkt uit onderzoek van Amnesty International.
Ook blijkt uit nieuw onderzoek van rechtspsycholoog André de Sutter dat 95% van de aangiftes wel degelijk echt is en vooral dat de meeste verkrachtingen geen typische gewelddadige verkrachtingen zijn zoals we ze kennen uit Hollywoodfilms.
Wij spraken met Yente Neelen, doctoraatstudent seksueel strafrecht aan de UGent, en vroegen haar hoe dit eigenlijk allemaal in zijn werk gaat op juridisch vlak.
Laten we beginnen met de bewijzen. Wat voor bewijs kan er gebruikt worden als seksueel misbruik leidt tot een strafzaak?
“In principe kunnen er in strafzaken allerlei soorten bewijs aangebracht worden. Voorbeelden die gebruikt kunnen worden zijn vaststellingen door een geneesheer, die het slachtoffer heeft onderzocht. Of resultaten van de SAS, dat is de zogenaamde ‘seksueel agressie set’, waarmee gekeken wordt of er sporen van geweld of dna zijn achtergebleven op het lichaam van een slachtoffer. Daarnaast zijn er de verklaringen van de beklaagde, het slachtoffer en eventuele getuigen. Wanneer de politie huiszoekingen heeft gedaan, dan kunnen de resultaten daarvan ook als bewijs dienen. Tot slot zijn er nog de psychologische onderzoeken van beklaagde en slachtoffer.”“Over het algemeen vindt de rechter enkel een verklaring van het slachtoffer niet voldoende bewijs om iemand te veroordelen.”
In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij aanranding zonder getuigen, kan het echter zo zijn dat er geen bewijs is. Wat als het enkel jouw woord is tegen dat van een ander?
“De magistraat beoordeelt de bewijswaarde van een verklaring. Het gebeurt niet vaak, maar er is een beperkt aantal zaken waarbij consistente verklaringen van het slachtoffer als voldoende werden beschouwd en een dader veroordeeld kon worden. Maar over het algemeen vindt de rechter enkel een verklaring van het slachtoffer niet voldoende bewijs om iemand te veroordelen. Of een zaak sterk genoeg is om ermee naar een rechter te stappen, wordt bepaald door het vervolgingsbeleid van het betrokken parket. We hebben geen overzicht van de klachten die uiteindelijk bij de rechtbank terechtkomen, die gegevens zijn niet openbaar. Het parket heeft hier zicht op.”Hoe gaat de rechter te werk bij het nemen van een beslissing in een zaak rond seksueel misbruik?
“De rechter heeft altijd de bevoegdheid om te individualiseren. De rechter bekijkt per zaak welke elementen er precies hebben meegespeeld. Binnen de wet is er altijd een minimum- en maximumstraf, en de rechter gaat op zoek naar een passende straf binnen de minimum- en maximumstraf. Bepaalde factoren spelen een rol in het vaststellen van de strafmaat, of die hoger of lager zal uitvallen. Zo’n factor kan bijvoorbeeld de leeftijd van het slachtoffer zijn, maar het kan ook de band tussen slachtoffer en dader zijn. Als er bijvoorbeeld een bepaalde relatie is tussen dader en slachtoffer kan het zijn dat de rechter daar ook rekening mee gaat houden. Maar dat verschilt van zaak tot zaak. De rechter is een neutraal, onpartijdig en onafhankelijk persoon, die al de feiten in acht moet nemen.”“Het is zo dat verkrachting op dit moment nog altijd automatisch gecorrectionaliseerd kan worden.”
Hoe kan het dat een verkrachtingszaak soms nog heel licht bestraft wordt?
“Dat moet in een groter geheel gekaderd worden. Het is zo dat verkrachting op dit moment nog altijd automatisch gecorrectionaliseerd kan worden. Dat wil zeggen dat een misdrijf dat in ons strafwetboek als misdaad wordt gekwalificeerd, geherkwalificeerd wordt tot een wanbedrijf waardoor de minimumstraf in de wet de maximumstraf in de realiteit wordt. Dat gebeurt automatisch en is het beleid in België. Minister van Justitie Koen Geens heeft wel plannen om dit te veranderen.Anderzijds is het ook zo dat er het strafuitvoeringsbeleid is. Door de aard van het misdrijf kan het zijn dat er bepaalde voorwaarden worden gekoppeld aan de straf. Dat komt ook voor bij seksuele misdrijven waarbij er bijvoorbeeld probatievoorwaarden gekoppeld worden aan de gevangenisstraf. Dit houdt concreet in dat de uitvoering van de gevangenisstraf uitgesteld wordt mits de opgelegde voorwaarden nageleefd worden. Een voorbeeld van een voorwaarde kan het volgen van therapie zijn, maar evengoed ook het uitvoeren van vrijwilligerswerk, contactverbod met het slachtoffer of het zoeken van werk. De gevangenisstraf moet worden uitgezeten wanneer de maatregelen niet nageleefd worden.”
Uit onderzoek blijkt dat in 75% van de gevallen de verkrachter een bekende is voor het slachtoffer. Bij minderjarige slachtoffers kent 85% de dader. Wordt dat in de juridische praktijk ook duidelijk?
“Uit internationaal onderzoek blijkt dat bij gerechtelijke zaken het grootste aantal zaken over bekenden gaat, dus daders die het slachtoffer kent. Dat is ook niet geheel onlogisch omdat, het gemakkelijker is om te vervolgen als de dader bekend is. Wanneer de dader onbekend is, is het veel moeilijker om over te gaan tot vervolging. Er is ook juridisch gezien dus meer bekend van zaken waarbij de slachtoffers de daders kennen.”“Studie heeft ook uitgewezen dat er een nauw contact moet zijn tussen de diensten die te maken krijgen met de slachtoffers.”
Waar kunnen slachtoffer vandaag terecht?
“In 2017 zijn er drie proefcentra opgericht voor slachtoffers van seksueel geweld in Brussel, Gent en Luik. Hier kunnen zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld terecht. Hulpverleners komen hier samen met politie en justitie onder een dak . Dus op een plaats kunnen ze de klacht neerleggen terwijl er ook de nodige medische en psychische toestand bekeken wordt. Studie heeft ook uitgewezen dat er een nauw contact moet zijn tussen de diensten die te maken krijgen met de slachtoffers.”De #MeToo-beweging begon een jaar geleden. Is er al iets veranderd?
“Op juridisch vlak zijn er geen veranderingen op dit moment. In 2007 werd er een wet ingevoerd die specifiek over ongewenst seksueel gedrag op het werk gaat. Later, in 2014, kwam daar de seksismewet bij, die verder gaat dan de bestrijding van ongewenst seksueel gedrag op de werkvloer, maar ook betrekking heeft op straatintimidatie. Maar dat was dus voor MeToo.Op wetenschappelijk vlak is het heel moeilijk te zeggen of er veranderingen hebben plaatsgevonden. Wetenschappelijke onderzoeken starten eigenlijk nu pas, om te kijken of er iets veranderd is. Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is het onderzoek naar de psychologisch impact op slachtoffers van seksueel geweld na de #MeToo-campagne.
Er zijn natuurlijk wel maatschappelijke veranderingen, in die zin dat er meer getuigenissen aan het licht zijn gekomen en dat seksueel geweld meer aandacht krijgt. Maar juridisch zijn er dus geen veranderingen op dit moment. ”
We weten nu iets meer over de juridische kant van seksueel geweld, maar seksueel geweld is uiteraard niet enkel een juridische zaak. Zoals Magda de Meyer, voorzitter van de Vrouwenraad een tijd geleden al tegen De Morgen zei: “Seksueel geweld is nog altijd een miskend probleem, omdat het vaak als een privézaak wordt afgedaan. Maar dat is het niet: het is een maatschappelijk probleem dat een dringende aanpak verlangt.”
Bron: charliemag.be
1 juni 2019 om 17:58 #240359MarkModeratorIk ben seksueel misbruikt, dien ik klacht in of niet? (België)
Wanneer iemand je verplicht heeft tot seksueel contact zonder dat jij dit wilde, kan je beslissen om klacht in te dienen. Je zaak wordt dan onderzocht. Als wordt vastgesteld dat je inderdaad geen toestemming gaf, kan deze persoon gestraft worden.
Je kan een klacht indienen tot 15 jaar nadat het seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden. Ben je minderjarig op het moment van de feiten? Dan begint de 15 jaar pas te lopen op het moment dat je 18 jaar wordt.
We zouden je zeker willen aanmoedigen om een klacht in te dienen. Weet wel dat het niet altijd eenvoudig is om de afwezigheid van toestemming aan te tonen. Een klacht indienen kan dan een lang en moeilijk proces worden en bovendien heb je geen garanties dat je de uitkomst krijgt waar je op hoopt of die je verdient. Laat dit je echter niet ontmoedigen, maar laat je zeker goed begeleiden en ondersteunen!
Bron en meer informatie: fara.be
20 juni 2019 om 18:07 #240965MarkModeratorDe mythe van de valse aangifte
Hoe vaak komt het eigenlijk voor, en in welke vorm?
Het is een terugkerend thema in het #MeToo-tijdperk: wat als het (vermeende) slachtoffer liegt, en zo het leven ruineert van een vals beschuldigde? Maar is dit een reëel probleem? OneWorld sprak er Andre de Zutter over, die zijn promotieonderzoek naar valse aangiftes van verkrachting deed.
onterecht beschuldigd te worden. Zo schoof bij RTL Late Night onlangs rechtspsycholoog Andre de Zutter aan, die onderzoek deed naar valse aangiftes, naast een onterecht van seksueel misbruik beschuldigde man. Die redactionele keuze, om een onterecht beschuldigd persoon uit te nodigen in plaats van bijvoorbeeld een slachtoffer dat niet geloofd werd, heeft belangrijke gevolgen voor de beeldvorming.
Los van het strafrecht met haar onschuldpresumptie (grondbeginsel van het strafrecht, dat bepaalt dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel is bewezen) staan we in onze persoonlijke levens vaak voor de morele keuze: geloven of niet geloven. De nadruk op vals beschuldigden in dit debat leidt tot meer scepsis en tot het niet geloven van slachtoffers – zelfs bij de politie. Maar hoe vaak komen valse aangiftes nu werkelijk voor, en in welke vorm?
De cijfers
In Nederland is geen grootschalig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar valse aangiftes. Volgens docent criminologie aan de Vrije Universiteit Andre de Zutter komt dat vooral doordat het een heel moeizaam proces is om toegang te krijgen tot de data die je als onderzoeker nodig hebt: gegevens van het Openbaar Ministerie, van Justitie en politie. Bovendien is het thema sterk gepolitiseerd.De meest betrouwbare cijfers komen volgens de Zutter uit de Verenigde Staten, waar ongeveer 5 procent van de aangiftes van seksueel geweld – verzameld van alle politiedepartementen van het land – als vals werden gelabeld. De Zutter: “Er is geen reden om te vermoeden dat de cijfers in Nederland enorm van die uit de VS verschillen.”
Die 5 procent kan op twee manieren worden uitgelegd. Eén interpretatie is: 95 procent van de aangiften is écht, dus valse aangiftes zijn een heel klein probleem: waar hebben we het eigenlijk over? De andere interpretatie: één op de twintig is vals, dat is vijf keer zoveel als bij andere typen misdrijven, dus is het juist een heel groot probleem.
Maar moeten we valse aangiften afzetten tegen het percentage valse aangiften bij andere misdrijven, of tegen het aantal werkelijke slachtoffers van verkrachting dat nooit gerechtigheid ziet? Slechts een klein deel van de slachtoffers doet überhaupt aangifte, en van dat kleine deel wordt in Nederland 80 procent geseponeerd (ofwel: het OM besluit niet te vervolgen) vanwege onvoldoende of geen bewijs voor een strafzaak.
Slechts een klein deel van verkrachtingsslachtoffers doet überhaupt aangifte, en van dat kleine deel wordt in Nederland 80 procent geseponeerd
De Nederlandse politie was niet blij met de resultaten van het promotieonderzoek van De Zutter: daaruit blijkt onder meer dat zedenrechercheurs niet beter zijn dan leken in het herkennen van valse aangiften van verkrachting, maar wél zelfverzekerder zijn in het beoordelen van verkrachtingsverhalen op waarheid.
Zedenrechercheurs zijn niet beter dan leken in het herkennen van valse aangiften van verkrachting, maar wél zelfverzekerder
De Zutters onderzoek laat zien dat de politie, die belast is met deze belangrijke taak, het vaak mis heeft. Er is vaak sprake van een ‘forensische bevestigingstendens’ – dat wil zeggen: de eerste indruk van een criminele zaak kan het politieonderzoek bederven. Als een rechercheur een aangever gelooft, zal hij of zij er alles aan doen om aan te tonen dat het is gebeurd, en andersom. “Hoe beter de politie wordt in het herkennen van valse aangiften, hoe gemakkelijker het wordt om bij aangifte het (vermeende) slachtoffer te geloven. Dan is enorme scepsis namelijk minder nodig, je hoeft niet zo bang te zijn dat er valse aangiften doorheen glippen.”
‘Politieagenten hebben een onterecht sceptische houding ten opzichte van echte aangiftes, en een te lichtgelovige houding tegenover valse aangeefsters’, schrijft De Zutter in zijn onderzoek. Bij de politie in Nederland circuleert volgens de onderzoeker het idee dat 80 procent van de aangiften vals is, omdat 80 procent van de aangiften niet tot vervolging leidt door het OM. “De conclusie was: bij geen officiële aangifte en/of vervolging, heeft er geen verkrachting plaatsgevonden.” Dit biedt de basis om aan te nemen dat de politie in eerste instantie eerder geneigd zal zijn een slachtoffer níet te geloven, dan wél, met alle nare gevolgen van dien.
Hoe herken je een valse aangifte?
De Zutter heeft op basis van zijn onderzoek een ‘tool’ ontwikkeld om valse van echte aangiften te kunnen onderscheiden. Zeker weten kan een beoordelaar het natuurlijk nooit, maar deze tool heeft een betrouwbaarheidsgehalte van zo’n 90 procent. Dat is aanzienlijk beter dan gokken.Uit zijn onderzoek blijkt dat verzonnen aangiften vaak minder gedetailleerd en minder uitgebreid zijn, en zijn gebaseerd op beelden en verhalen van verkrachtingen die populaire media uitlichten. Daar draait het vaak om een onbekende dader en veel fysieke dwang. In werkelijkheid zijn daders vaak bekenden en is er veel minder sprake van hevig geweld en verzet. Ook worden verkrachtingen in valse aangiften vaak als kortdurend omschreven (ongeveer een kwartier) terwijl verkrachtingen in werkelijkheid vaak langer duren, en gaat het vaak alleen om verkrachting in coïtale zin, terwijl er in de realiteit vaak ook andere seksuele handelingen plaatsvinden.
Verkrachters vertonen in werkelijkheid ook vaak ‘pseudo-intiem’ gedrag: ze zoenen of complimenteren hun slachtoffers bijvoorbeeld. De Zutter: “In sommige gevallen biedt de verkrachter zelfs nog aan om het slachtoffer naar huis te brengen, omdat er op straat gevaar op de loer ligt.” Bij valse aangiftes wordt dat gedrag nauwelijks omschreven, omdat het ook weinig terugkomt in de media.
De politie in Frankrijk gebruikt De Zutters methode al, in Nederland nog niet. Het risico is dat verkrachters zijn tool kunnen misbruiken door zich zo te gedragen dat hun aangevers niet worden geloofd, of dat valse aangevers hun verhaal juist geloofwaardiger kunnen maken.
De volgende stap is meer degelijk en betrouwbaar onderzoek naar valse aangiftes. Volgens De Zutter is het probleem in omvang van niet geloofde, werkelijke slachtoffers groter dan het probleem van valse aangiften. “Maar ook voor de vals beschuldigden is het waardevol als er meer onderzoek komt naar het onderscheid tussen valse aangiftes en echte aangiften. Het mes snijdt aan twee kanten: het voorkomt valse beschuldigingen, maar ook dat slachtoffers onterecht niet worden geloofd.”Bron: oneworld.nl
6 juli 2019 om 16:21 #241955LukaModeratorJonge slachtoffers van seksueel misbruik worden te veel als volwassenen behandeld.
In het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties zijn de rechten van kinderen vastgelegd. Op Amerika na, heeft ieder land in de wereld dit verdrag getekend. Ook Nederland. Maar houden we ons ook echt aan de internationale afspraken? Defence for Children monitort dat en komt op voor de rechten van kinderen. Nadat er steeds meer klachten op hun Kinderrechtenhelpdesk binnenkwamen over de manier waarop minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik in het strafproces worden behandeld, werd er een onderzoek gestart met financiering van het Fonds Slachtofferhulp. Wat blijkt? Twaalf- tot achttienjarigen worden in ons land te veel behandeld alsof ze volwassenen zijn. En dat kan écht niet.
Om daders van seksueel misbruik van kinderen te kunnen veroordelen, is onderzoek heel belangrijk. Omdat er lang niet altijd meer fysiek bewijs –zoals sporen op het lichaam – is, is het verhoor van het slachtoffer een belangrijk onderdeel van dat onderzoek. Ook als het slachtoffer minderjarig is. Dat je die kwetsbare groep slachtoffers op een aangepaste manier moet behandelen staat in het VN-Kinderrechtenverdrag.
“Die afspraken worden in Nederland goed nageleefd als het gaat om kinderen van nul tot twaalf jaar,” vertelt onderzoeker Ytje Minke Hokwerda. “Voor hen is er bijvoorbeeld een kindvriendelijke verhoorstudio met speelgoed en worden vragen door een speciaal opgeleide verhoorder gesteld om geen verdere schade aan te richten bij het kind. Zo hoort het! Maar wat meteen opviel tijdens ons onderzoek, is het enorme contrast vanaf het moment dat je twaalf bent. Je bent dan nog steeds minderjarig, een kind nog. Toch is er voor deze groep weinig geregeld waardoor ze te veel behandeld worden als een volwassene.”
Uit het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat zedenrechercheurs, officieren van justitie, rechters en advocaten, niet getraind hoeven te zijn om met deze minderjarige slachtoffers om te gaan. Daardoor krijgen tieners soms het gevoel niet te worden geloofd of wordt hun schuldgevoel aangewakkerd. Dat moet anders.
Voorbeelden uit de praktijk
“Van de professionals die we hebben geïnterviewd, horen we dat er soms erg botte vragen worden gesteld tijdens het verhoor”, zegt Hokwerda verontwaardigd. Met enige gêne noemt ze het voorbeeld van een 12-jarige jongen die is misbruikt door iemand die zijn opa had kunnen zijn. “Aan hem werd gevraagd of hij zich wel eens aftrekt. Vervolgens werd geïnsinueerd dat als hij dát doet, hij misschien ook wel gewoon seks met de 67-jarige wilde hebben.” Een kind moet vrijuit kunnen praten tijdens het verhoor. Als je niet op de juiste manier verhoort en een kind klapt dicht, zal het bovendien nog moeilijker worden om de zaak rond te krijgen voor de rechter.Twee keer slachtoffer
Minderjarige slachtoffers, hun ouders en hulpverleners vertellen allemaal hetzelfde verhaal: door deze benadering gebeurt het dat slachtoffers zich niet serieus genomen voelen, aangetast worden in hun privacy en ontmoedigd raken of zich schuldig gaan voelen. Hierdoor zien ze soms maar helemaal af van aangifte. En doen ze die wel, dan wacht hen een soms traumatische en impactvol proces, want ook in de rechtszaal mogen weer vragen gesteld worden. Hokwerda: “Een geïnterviewde zedenrechercheur vertelt dat een advocaat van een verdachte, een minderjarig slachtoffer van verkrachting vroeg: ‘vertel eens meisje, hoe ben jij geneukt?’ Natuurlijk wordt er bezwaar gemaakt als zo’n vraag wordt gesteld, maar dan ben je al te laat.” Door deze manier van vragen stellen, word je eigenlijk een tweede keer slachtoffer, stelt de rechercheur. Je haalt een minderjarige voor wie het al heel moeilijk is om te praten over wat er is gebeurd, zo totaal uit haar evenwicht. “Ik ben helemaal niet tegen het stellen van kritische vragen, maar zoals de rechercheur uit het onderzoek ook zei, ze moeten wel goed worden ingeleid en op een nette manier worden gesteld.”Het eerste positieve nieuws is er al: naar aanleiding van dit rapport zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld.
Droombeeld 2020
Er moet veel verbeteren, en zoiets kost tijd. Zeker omdat er zoveel partijen bij betrokken zijn. Met de onderzoeksresultaten onder de arm, kunnen we nu de volgende stappen zetten. “We hebben de komende maanden gesprekken gepland met bijvoorbeeld het OM, de Politie en mensen van het Ministerie. Samen gaan we kijken hoe we de situatie voor deze minderjarige slachtoffers kunnen verbeteren.” Hokwerda heeft goed voor ogen wat er over pakweg 5 jaar moet zijn verbeterd: “Voor de 12-plus groep, willen wij allereerst dat zij standaard verhoord worden in een ruimte die geschikt is voor hun leeftijd en dat zij alleen verhoord worden en spreken met mensen die daar specifiek voor zijn opgeleid en weten wat trauma met deze kinderen doet. Verder moeten ze goed worden voorbereid op het proces, door bijvoorbeeld informatiemateriaal te ontwikkelen dat voor jongeren leesbaar is, zodat ze begrijpen wat ze kunnen verwachten. Bovendien moet hun privacy goed worden beschermd. Tot slot vinden wij het belangrijk dat de jonge slachtoffers, als ze dat willen, gedurende het hele strafproces zelf geïnformeerd worden over wat er gebeurt en over de volgende stappen.”Kortom: een waslijst aan verbeterpunten. Wij geloven er in dat Defence for Children dit voor elkaar weet te boksen en daarom steunen we hen waar mogelijk. Het eerste positieve nieuws is er al: naar aanleiding van dit rapport zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld. De minister van Veiligheid en Justitie heeft gezegd dat hij voor de Kerst met een schriftelijke reactie komt.
Defence for Children
Defence for Children is een internationale organisatie die opkomt voor de rechten van kinderen. Defence for Children bevordert kinderrechten in Nederland en daarbuiten op basis van het VNKinderrechtenverdrag. Daadwerkelijke versterking van kinderrechten kan alleen worden gerealiseerd als de rechten van kinderen vastgelegd zijn in wet- en regelgeving en er continu toezicht is op de naleving ervan. Daarom werken er bij de organisatie vooral juristen. Op het terrein van seksueel misbruik bij kinderen werken wij graag met hen samen.Bron: Fonds Slachtofferhulp >>
24 juli 2019 om 14:07 #242850MarkModeratorNatacha Harlequin en Yet van Mastrigt over campagne meldingsbereidheid van slachtoffers van seksueel misbruik
Aan tafel zit Spraakmaker Natacha Harlequin. Ze is strafrechtadvocaat en heeft ze zich gespecialiseerd in zedenzaken. We gaan praten over de meldingsbereidheid van slachtoffers van seksueel misbruik, want na de zomer start een campagne om die bereidheid te vergroten. Yet van Mastrigt, zedenexpert van de Nationale Politie, schuift aan om uit te leggen dat een melding niet altijd hoeft te leiden tot een aangifte.
Beluister de uitzending op nporadio1.nl >>
Lees ook het bijbehorende artikel ‘Melden seksueel misbruik: ‘Had ik het maar eerder gedaan’ >>
16 december 2019 om 20:56 #247219LukaModeratorAangifte doen is vaak enorme drempel voor zedenslachtoffer. ‘Maar elke zaak doet er voor ons toe’
Opa heeft mij jarenlang misbruikt, vertelt het kleinkind aan zedenrechercheurs. De stap naar de politie is na lange twijfel eindelijk gezet. Aangifte doen, wil kleindochter niet. Opa en oma vieren groots hun diamanten bruiloft. Een aangifte zal de familie verscheuren. En ach, opa is ook best een lieve man.
Het praktijkvoorbeeld illustreert hoezeer slachtoffers van zedenmisdrijven geregeld klem komen te zitten, zegt Yet van Mastrigt, zedenexpert bij de nationale politie. Zedendaders zijn bijna altijd bekenden, familie, vrienden, zelden de enge man in de bosjes.
De politie kampt bij de aanpak van zedenzaken met een forse achterstand. Zaken gaan niet zomaar op de plank. Wie zegt slachtoffer te zijn van een zedenzaak, krijgt altijd een gesprek. Dat informatieve gesprek gebeurt zoveel mogelijk binnen zeven dagen en bij spoed op de dag zelf.
Inwendige sporen
Het eerste gesprek wordt benut om te kijken of er sprake is van sporen die kwijt kunnen raken, zegt Ralf van den Heuvel, teamchef van de zedenpolitie Oost-Nederland. ,,Zoals camerabeelden of telefoongegevens. Indien noodzakelijk ondergaat het slachtoffer een forensisch medisch onderzoek om eventuele inwendige sporen vast te leggen. Een aangifte proberen we binnen vier weken op papier te krijgen.”Als het slachtoffer nadrukkelijk geen aangifte wil doen, zoals bij de ‘lieve opa’, dan accepteren we dat, zeggen Van Mastrigt en Van den Heuvel. ,,Als buitenstaander is het makkelijk gezegd: dit accepteer je toch niet. Dat wordt anders als je de afweging moet maken dat door jouw aangifte de familie overhoop wordt gehaald.”
Ingezoomd
Dat betekent niet dat de politie zonder aangifte de zaak zomaar laat rusten. Op opa wordt wel ingezoomd. Komt hij voor in de politieregistraties? Is de situatie veilig? Lopen er ook nu kinderen gevaar? Van Mastrigt: ,,Als opa beheerder blijkt te zijn van een speeltuin, dan kijken we er anders naar.’’De inhoud van het eerste gesprek, het informatieve gesprek wordt altijd voorgelegd aan de officier van justitie. Die kan beslissen dat ook zonder aangifte er toch een politie-onderzoek start.
Veel aandacht
Dankzij #MeToo, waarbij slachtoffers mannen publiekelijk via sociale media aanklagen, is er enorm veel aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Toch leidde dat niet tot een extra hausse aan aangiften. In de politiecijfers zie je geen #MeToo-effect, erkent Van Mastrigt. ,,#MeToo heeft pijnlijk duidelijk gemaakt wat wij al wisten. Seksueel misbruik was er al. En heel veel. Het is alleen zichtbaarder geworden.”De afdeling zeden van de politie Oost-Nederland telt 114 rechercheurs, plus een kinderpornoteam met 15 agenten. Er wordt gewerkt vanuit Apeldoorn, Arnhem, Enschede, Nijmegen en Zwolle. In Nijverdal en in Nijmegen beschikt de politie over een aparte verhoorstudio. Hier werken gespecialiseerde zedenrechercheurs met kinderen en kwetsbare mensen, slachtoffers van een zedendelict.
Spoed of geen spoed
Zaken worden onderverdeeld in twee categorieën: spoed of geen spoed. Als gevaar van herhaling of maatschappelijke onrust dreigt, wordt direct opgetreden. Zoals in dat zwembad in Arnhem, waar een stagiair van ontucht wordt verdacht. ,,De rest van de zaken is prio 2. De oudste zaak doen we naast de spoedzaken het eerst. Of dat nu een verkrachting is of aanranding maakt niet uit. Elke zaak doet er voor ons toe.”Zedenrechercheurs werken onder enorm hoge druk, zeggen Van Mastrigt en Van den Heuvel. ,,Je moet vitaal zijn om dit werk te doen. Slachtoffers weten naderhand exact hoe de gesprekken bij de politie zijn verlopen. Om elke dag de ellende van een ander aan te kunnen horen moet je zelf heel goed in je vel zitten. Elk jaar krijgen zedenrechercheurs een mental check-up door de psycholoog. Agenten worden ook niet bij zeden geplaatst. Dat zou niet goed zijn. Ze moeten zelf solliciteren. Er zijn gelukkig voldoende politiemensen die dit werk willen doen.”
Alert op schennisplegers
Een man die op straat met ontbloot geslachtsdeel staat te zwaaien. Soms zaait hij paniek en angst. Soms wordt de potloodventer honend weggelachen.Lang niet alle incidenten worden gemeld. Tot teleurstelling van de zedenpolitie.
De politie reageert serieus op schennisplegers. Niet zelden groeien ze uit tot aanranders en verkrachters. Of zijn ze het al, zegt zedenexpert Yet van Mastrigt. ,,Het gaat me niet om de mannen die in het uitgaansleven dronken hun piemel aan de politie laten zien. Op de mannen die het uit een seksueel kick doen, moet je heel alert zijn. Het is belangrijk dat vrouwen het melden.”Bron: de Gelderlander >>
13 mei 2020 om 18:54 #250479MarkModeratorWat kan de politie voor mij doen?
In de animatie ‘Ik ben seksueel misbruikt. Wat kan de politie voor mij doen?’ leggen we u in vijf minuten uit de politie voor u kan doen bij seksueel misbruik. U krijgt antwoord op vragen als: ‘Wat er gebeurt met sporen aan mijn lichaam?’, ‘Hoe doet de politie onderzoek?’, en ‘Welke hulp kan ik krijgen als ik niet naar de politie wil of geen aangifte doe?’. Aan het eind van de animatie kunt u kiezen voor één of meerdere (kortere) vervolganimaties over bijvoorbeeld welke rechten u als slachtoffer heeft.
Walter van Kleef, programmanager van het Landelijk Programma Zeden, Kinderporno en Kindersekstoerisme, legt uit waarom de politie de animatie heeft gemaakt. ‘We willen slachtoffers zo goed mogelijk over het aangifteproces van seksueel misbruik informeren. Bij zedendelicten gaat dat namelijk anders dan het aangifteproces van bijvoorbeeld een mishandeling. Onze zedenrechercheurs leggen u dit uitgebreid uit tijdens een informatief gesprek met u. We hebben deze informatie over het aangifteproces daarnaast ook op een speciale pagina op politie.nl staan, in onze brochure, én nu ook via een animatie. Mensen vinden het immers prettig om op verschillende manieren informatie te verkrijgen.’
Wilt u met iemand praten?
Bel bij seksueel misbruik met 0900 8844 en vraag naar de zedenpolitie bij u in de buurt. U kunt ook naar een politiebureau gaan. U krijgt dan zo snel mogelijk een afspraak voor een informatief gesprek met speciaal opgeleide zedenrechercheurs. De politie behandelt elke melding van mogelijk seksueel misbruik serieus. Daarom maken we hiervoor een aparte afspraak. Bij spoed belt u altijd 112.Bron: politie.nl
4 juli 2020 om 13:59 #251803LukaModeratorWaarom aangifte doen na een verkrachting zo ongelooflijk moeilijk is
“Mijn advies: ga in ieder geval het informatief gesprek voeren, om te kijken wat ze kunnen doen. Ook al heb je het gevoel dat er te weinig bewijs is, doe het dan alsnog.”
Julia* (25) verstijfde tijdens haar verkrachting. Ze had op reis een jongen ontmoet, die ze drie maanden geleden in een Amsterdams café weer tegenkwam, vertelt ze aan de telefoon. “We dronken wat, en die avond nam ik hem mee naar huis. In eerste instantie wilde ik met hem naar bed, maar tijdens de seks deed hij het condoom gelijk af. Ik zei dat ik het niet fijn vond, dat ik dit niet wilde. Hij luisterde niet en bleef doorgaan. Ik dacht alleen maar: ik wil dat hij weggaat, maar het kwam niet uit m’n mond. Mijn lichaam schoot op slot, ik kón niet schreeuwen. Het voelt alsof hij een deel van me heeft afgepakt.”
Als je wordt verkracht, is het volgens de wet pas strafbaar als kan worden bewezen dat er geweld of dwang is gebruikt. Maar in werkelijkheid is er lang niet altijd sprake van geweld bij zo’n situatie: 70% van de slachtoffers ‘bevriest’ tijdens een verkrachting. Ook kan er bijvoorbeeld sprake zijn van drogering.
Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) vindt dat dit anders moet. Hij wil de wet uitbreiden met ‘seks tegen de wil’ als een nieuw strafdelict. Wat die wetgeving wil bewerkstelligen − onvrijwillige seks strafbaar maken − is heel goed, maar de uitvoering is volgens mensenrechtenorganisatie Amnesty International halfslachtig. Voor ‘seks tegen de wil’ kan je een maximumstraf van zes jaar krijgen, terwijl dit bij verkrachting twaalf jaar kan zijn. Amnesty vindt dat slachtoffers hiermee ook onvoldoende worden gesteund; alsof wat zij hebben meegemaakt minder erg is dan verkrachting. Ze roepen Minister Grapperhaus op om onvrijwillige seks in de wet als verkrachting te erkennen.
De meeste slachtoffers van verkrachting zijn vrouw: in Nederland is meer dan 10% van de vrouwen verkracht. Op dit moment doen maar weinig slachtoffers aangifte: naar schatting wordt 30% gemeld bij de politie. Volgens cijfers die het AD opvroeg bij politie en justitie kwamen er van januari tot oktober vorig jaar 1224 mensen bij de politie om melding te maken van een verkrachting. Daarvan leidden 499 meldingen tot aangifte. Bij 172 van die aangiftes kwam het tot een rechtszaak, en 102 keer tot een veroordeling.
Dat zijn opvallend weinig veroordelingen. Ik bel strafrechtadvocaat Leonie van der Grinten (30) om te vragen hoe dat kan. “Het is lastig, omdat een zedenzaak vaak in een intieme setting plaatsvindt. In principe is één getuige, geen getuige, en dat is echt een probleem. Want hoe bewijs je dat er sprake was van dwang?”
Dat betekent niet dat een slachtoffer van verkrachting de zaak altijd bij voorbaat verliest, benadrukt Van der Grinten. “Het is echt niet zo dat de verkrachter alleen veroordeeld wordt als alles zwart op wit staat. Er zijn allerlei dingen die kunnen meespelen als steunbewijs. Als het slachtoffer na de verkrachting iemand emotioneel opbelt, wordt dat in het dossier meegenomen, of bijvoorbeeld als er extreem hardhandige porno wordt aangetroffen op de computer van de verdachte.”
Dat niet alle slachtoffers uiteindelijk aangifte doen, komt vaak omdat het voor hen een te pijnlijk proces is. “Het is voor slachtoffers moeilijk om aangifte te doen, omdat je meerdere keren in detail moet vertellen wat er is gebeurd. Ook vindt er soms een lichamelijk onderzoek plaats, wat heftig kan zijn. In het merendeel van de gevallen is de verkrachter een bekende van het slachtoffer, wat aangifte tegen iemand doen nog lastiger kan maken.”
Dat het een bekende was, speelde ook bij Julia een rol. “Ik ben bang dat het uitkomt in de stad waar ik woon. Aangifte doen heb ik sowieso niet overwogen. Ik trek het niet om zo’n traject in te gaan, en heb tijdens m’n verkrachting niet geschreeuwd of gehuild. Dat neem ik mezelf nog steeds kwalijk. Hoe weet hij dat hij mijn grens is overgegaan? Ik denk dat hij zich van geen kwaad bewust is − hij was fucked up, van de drank en drugs. Misschien dat als hij een beter mens was geweest, hij had doorgehad dat het tegen m’n zin in was.”
Hoe kan je het beste juridische stappen zetten na een verkrachting? Van der Grinten: “De eerste stap is juridisch advies vragen aan een specialist. Veel mensen stappen naar een Juridisch Loket, dat kan ook, maar zij zullen je doorverwijzen naar de politie. Als je bij de politie een melding hebt gemaakt, krijg je een informatief gesprek met de afdeling Zeden. Dat is nog geen aangifte, maar een gesprek waarin je kort uiteen kunt zetten wat er is gebeurd, en je de regels en procedure van een aangifte uitgelegd krijgt. Daarna krijg je twee weken bedenktijd. Na die 14 dagen kan het informatieve gesprek worden omgezet in een officiële aangifte. In tegenstelling tot wat veel mensen denken kun je een aangifte niet meer terugtrekken. De officier van justitie bepaalt of de zaak wordt doorgezet of niet. De kans dat een aangifte tot een veroordeling leidt is niet altijd groot. Als er te weinig bewijs is voor een veroordeling, kan het gebeuren dat je je onheus bejegend voelt door de rechtbank en de hele procedure. Dat noem je secundaire victimisatie. Als de zaak wordt geseponeerd, kan je altijd nog de artikel 12-procedure starten. Dan vraag je, samen met een advocaat, of het gerechtshof je zaak alsnog wil laten voorkomen.”
Merel* (23) stapte wel naar de politie, maar het leidde niet tot een aangifte. Op haar zestiende werd ze een jaar lang seksueel misbruikt door een oudere jongen van school. “Hij had naaktfoto’s en -video’s van mij, en dreigde dat hij de foto’s online zou zetten als ik er iets van zou zeggen. Ik was zo bang, hij had totale macht over me. Op mijn zeventiende ging ik in een andere stad studeren. Na een half jaar kreeg ik nachtmerries en raakte ik in een depressie. Ik kreeg de diagnose PTSS en ben jarenlang in therapie geweest. Een halfjaar geleden voelde ik me ineens heel krachtig. Na jarenlange schaamte, denken dat het mijn schuld was, voelde ik voor het eerst het onrecht dat mij was aangedaan. Ik wilde dat hij gestraft werd. Ik heb de politie gebeld en gezegd dat ik aangifte wilde doen. Een maand later had ik een gesprek met twee vrouwen van de zedenpolitie. Na mijn verhaal zeiden ze: ‘Misschien is het niet verstandig om aangifte te doen. Zo’n traject kan veel oproepen, traumatiserend zijn. Het is nu heel mooi hoe goed het met je gaat. Wees daar dankbaar voor.’ Ze zeiden dat een paar mails en Whatsapp-berichten onvoldoende bewijs waren, dat het zijn woord tegen de mijne zou zijn. Ik was verdrietig, ik voelde me niet gezien. Heel naar, alsof ze me het recht op aangifte ontnamen. Júist van de politie wilde ik horen dat het goed was dat ik er was. Het voelde alsof ze de strijd niet voor me aan wilden gaan, een strijd die ik wilde voeren. Na twee weken bedenktijd, zei ik daarom dat ik het alsnog wilde doen. Ik legde uit dat ik het recht heb om dit te doen en het een stukje afsluiting zou zijn. Toen ze me weer zeiden dat de kans dat het zou lukken heel klein was, dacht ik: ja, hoe gaat het ooit lukken als zij niet achter mijn aangifte staan? Ik zei: ‘Ik vind het heel jammer, dan doe ik het niet.’”
Merel is zeker niet de enige die dit zo ervaart. Deze week verscheen het onderzoek ‘Verschillende Perspectieven’ van Justitie en Veiligheid (J&V). Hieruit blijkt dat “de werkwijze van zedenrechercheurs niet aansluit op de behoefte en verwachtingen van slachtoffers, en daardoor tot frictie leidt”. Op de site van J&V staat dat die negatieve ervaringen met name op drie specifieke momenten voorkomen: tijdens het informatieve gesprek, omdat de zedenrechercheurs veel nadruk leggen op de onmogelijkheden van een zaak; rondom de bedenktijd, omdat slachtoffers het als een drempel ervaren zelf weer contact te moeten leggen; en na het doen van aangifte, omdat slachtoffers zich onvoldoende geïnformeerd voelen over het onderzoek. Eind dit jaar wil J&V weten welke maatregelen de politie heeft genomen om dit te verbeteren.
Ondanks dat het je als slachtoffer vaak niet makkelijk wordt gemaakt, is het in sommige gevallen wel beter om toch aangifte doen, zegt Van der Grinten. “Mijn advies: ga in ieder geval het informatief gesprek voeren, om te kijken wat ze kunnen doen. Ook al heb je het gevoel dat er te weinig bewijs is, doe het dan alsnog, al is het maar zodat de politie de cijfers in de gaten kan houden. En zodat er een melding in het systeem komt te staan.”
Merel* is wat dat betreft toch blij dat ze naar de politie is gestapt. “Ik ben trots dat ik deze stap heb durven te zetten. Anders zou het altijd door mijn hoofd spoken: wat nou als ik wél aangifte had gedaan? Ik vind het heel fijn dat er een melding is gedaan, dat er iéts staat. Zijn naam en geboortedatum staan genoteerd. Als er weer een meisje zijn naam noemt, is er misschien meer bewijs. Dat is iets wat de laatste tijd door m’n hoofd spookt: misschien heeft hij dit bij meerdere meisjes gedaan, terwijl hij nog vrij rondloopt. Misschien dat ik nog een keer advies vraag bij Centrum Seksueel Geweld, maar voor nu geef ik mezelf even wat rust. Gelukkig gaat het nu goed met me. Ik hoop echt dat er verandering in het aangiftetraject komt, misschien is het delen van mijn verhaal een begin.”
*Beide voornamen zijn gefingeerd. Namen bekend bij de redactie.
Heb je een ongewenste seksuele ervaring meegemaakt? Het telefoonnummer van Centrum Seksueel Geweld is 0800-0188. Of check hun website voor meer informatie: www. centrumseksueelgeweld.nl. Ook kun je terecht bij Slachtofferhulp Nederland (0900-0101) en de Nationale Politie (0900-8844).
Bron: Vice >>
7 september 2020 om 10:32 #252884MarkModeratorStijgende verkrachtingscijfers, falende opsporing
Slachtoffers van seksueel geweld laten vaker van zich horen, de afgelopen jaren nam het aantal geregistreerde verkrachtingen bij de politie flink toe. Optimisme over deze slachtofferemancipatie lijkt echter misplaatst: meldingen resulteren steeds minder in aangiften.
‘Niet te geloven, het is bijna een verdubbeling.’ Woordvoerder Jytte Reichert van Slachtofferhulp kijkt verbaasd naar de cijfers die ze zelf overhandigt. In 2014, ziet ze, klopten 804 verkrachtingsslachtoffers bij haar aan, vorig jaar waren dat er 1447. Een andere hulpverlener, van het Centrum Seksueel Geweld, ziet de toename ook. Vorig jaar zochten 4148 slachtoffers hulp bij een van hun centra, een stijging van 28 procent ten opzichte van het jaar ervoor.
Worden er dan meer mensen verkracht? Nee, zeggen hulpverleners en experts. ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat verkrachting nu meer voorkomt dan een paar jaar geleden. Ik heb daar geen verklaring voor en we zien dat ook niet in andere landen’, zegt Iva Bicanic, psycholoog en coördinator van Centrum Seksueel Geweld.
Waar komt de stijging dan vandaan? Succesvolle campagnes die slachtoffers van seksueel geweld aanmoedigen hulp te zoeken, zegt Reichert. Hulpverleners die beter samenwerken dan voorheen, zegt Bicanic. In die zin is de stijging eigenlijk ‘goed nieuws’. Want, zeggen beiden, de seksuele moraal verandert. De #MeToo-beweging heeft een taboe doorbroken: laat je horen als slachtoffer van een ongewenste seksuele ervaring, schaam je niet, wees zichtbaar, praat erover.
Bij de politie nam het aantal geregistreerde verkrachtingen de afgelopen zeven jaar dan ook toe, met maar liefst zestig procent. Sinds de vorming van de Nationale Politie in 2013 worden cijfers landelijk bijgehouden, in dat jaar meldden 1245 verkrachtingsslachtoffers zich bij de politie. Zeven jaar later, in 2019, waren dat er tweeduizend. Ook de politie is opgetogen. ‘Als ons inbraakcijfer of overvalcijfer groeit, dan moet de korpsleiding zich zorgen maken. Maar als de korpschef vraagt waarom de verkrachtingscijfers zo toenemen, dan zeg ik: daar ben ik trots op, omdat het goed is dat slachtoffers naar de politie stappen’, zegt Yet van Mastrigt, die bij de politie als landelijk zedenexpert de teams overziet.
Dat optimisme lijkt echter misplaatst. Onderzoek van Investico voor De Groene Amsterdammer en Trouw laat zien dat die bejubelde toegenomen meldingsbereidheid slachtoffers strafrechtelijk gezien niets oplevert. Een steeds groter deel van de slachtoffers ziet er na de eerste melding van verkrachting bij de politie vanaf om aangifte te doen, blijkt uit cijfers. Volgens zedenrechercheurs vergen de zaken meer tijd dan vroeger, bijvoorbeeld omdat WhatsApp-gesprekken, foto’s en locatiegegevens uit Google Maps het verzamelen van bewijs complexer en tijdsintensiever maken. Bovendien is er, net als bij alle onderdelen van de politie, ook bij ‘zeden’ een gebrek aan rechercheurs. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft weliswaar negentig extra zedenrechercheurs toegezegd, maar die kunnen nog niet volledig aan de slag door gebrek aan opleidingscapaciteit.
Zo stapelt het aantal zedenzaken zich op. Politie en OM hebben zichzelf opgelegd om de eerste rechtszitting in verkrachtingszaken binnen dertien maanden na de aangifte te laten plaatsvinden, maar in slechts de helft van de gevallen lukt dat. En hoewel zich meer slachtoffers aandienen, vindt de politie nu minder verdachten dan voorheen. Het aantal strafdossiers dat de politie aanlevert bij het OM schommelt al jaren rond hetzelfde aantal. Per saldo, na opsporing en vervolging, belanden er niet méér daders achter de tralies dan zeven jaar geleden, blijkt uit de opgevraagde cijfers.
Méér daders achter de tralies, dat is precies wat minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid wil. Sinds mei 2019 werkt hij aan een herziening van de zedenwet. Om verkrachting te bewijzen moet het slachtoffer aantonen dat de dader dwang uitoefende. Maar de wet moet ook slachtoffers beschermen die zich niet verzetten, doordat zij bevriezen of verstijven. Een nieuw artikel moet daarom ook ‘seks tegen de wil’ strafbaar maken, in gevallen waar dwang niet te bewijzen is. Zo moet het voor slachtoffers makkelijker worden om aangifte te doen. Maar kan de politie dat wel aan? Nee, zegt iedereen die wij spreken. Zonder extra zedenrechercheurs heeft de nieuwe zedenwet, de kroon op de slachtofferemancipatie van de afgelopen jaren, maar weinig effect.
‘Rug recht, tanden op elkaar.’ In hun kantoor aan het eind van een winkelstraat in IJmuiden vertellen zedenadvocaten Kate Lans en Louke Korfker hoe ze hun cliënten voorbereiden op hun eerste gesprek met de politie. ‘Het wordt heel heftig, vervelend en persoonlijk. Ze doen het bij iedereen, het heeft niks met jou te maken. Als je echt aangifte wilt doen, moet je je niet laten ontmoedigen.’ Natuurlijk is het goed dat de politie erop wijst dat de aangifte van een zedenmisdrijf loodzwaar zal zijn, maar slachtoffers ervaren die waarschuwing meer als een afrader, vertellen ze. ‘Allemaal’, zegt Korfker, ‘zonder uitzondering.’
‘Ik word weer boos als ik eraan denk’, vertelt Lans. ‘Een meid was door twee jongens verkracht. Heel extreem, heel naar. Echt een horrorfilm.’ De vrouw ging naar de politie en er volgde een ‘informatief gesprek’, de standaardprocedure bij zedenzaken. In zo’n gesprek vertelt een slachtoffer het verhaal, achterhalen zedenrechercheurs of er sprake is van een strafbaar feit en leggen zij uit welke rechten een slachtoffer heeft. Als die besluit om aangifte te doen, begint het strafrechtelijk proces.
Maar zo ging het met dit slachtoffer niet, zegt de advocaat. Die kreeg in het informatief gesprek te horen dat het weinig zin had om aangifte te doen omdat vervolging volgens de agenten ‘onwaarschijnlijk’ zou zijn. Daarom besloot de vrouw ervan af te zien. Pas na jaren van therapie en traumabehandeling klopte ze aan bij Lans en besloot ze alsnog aangifte te doen. Opnieuw volgde een informatief gesprek. ‘Ik heb doorgedrukt dat ik daarbij aanwezig mocht zijn’, zegt de advocaat. ‘Als ik er niet bij geweest was, had ze binnen vijf minuten weer buiten gestaan. “Wat voor zin heeft het? Hoe kunnen wij die dwang vaststellen? Hoe weten wij nou dat jij het niet wilde?” vroeg de verbalisant. Het slachtoffer klapte helemaal dicht. Ze was af.’ Opnieuw besloot de vrouw geen aangifte te doen. ‘Terwijl het geen kansloze zaak was – er waren WhatsApp-berichtjes, er was indirect bewijs. Maar ze kon het niet meer aan.’
‘Ik denk ook dat slachtoffers een informatief gesprek niet altijd als een fijn gesprek ervaren’, reageert Silvia Berendsen, zedenrechercheur in Nijverdal bij de eenheid Oost-Nederland. ‘Elk slachtoffer dat hier komt, wil horen: “We gaan nu direct de aangifte opnemen, we gaan de verdachte daarna aanhouden, over drie weken verschijnt-ie voor de rechter en gaat-ie voor vijf jaar de gevangenis in.” Maar zo gaat het gewoon niet’, vult haar collega Christa Kistemaker aan. We treffen beiden in een geavanceerde verhoorstudio die met kleurige muurschilderingen speciaal is ingericht op het horen van kinderen en mensen met een beperking. Naast het verhoren van kwetsbare slachtoffers en verdachten doen beiden ook al meer dan tien jaar ‘gewone’ zedenzaken.
‘Onze taak is waarheidsvinding, dus we moeten feitelijk zijn en neutraal blijven’, zegt Berendsen. Bovendien is een vervelende seksuele ervaring heel naar maar niet altijd strafbaar. ‘We proberen altijd zo goed mogelijk uit te leggen wat wel en niet vervolgd kan worden en waarom we gedetailleerd naar bepaalde dingen zullen vragen.’ En ja, die gedetailleerde vragen zijn volgens haar nodig, want bewijs moet voor de rechter niet alleen ‘wettig’ zijn, maar ook ‘overtuigend’. Veruit de meeste verkrachtingen vinden plaats in een-op-een-situaties en dat maakt het een van de lastigste wetsartikelen omdat de bewijslast moeilijk is. Onduidelijkheden zijn koren op de molen van de advocaat van de verdachte. Het is voor hen de kunst om de zaak meteen zo helder mogelijk op papier te krijgen, zodat een slachtoffer niet tijdens de zitting opnieuw vragen krijgt, zegt Berendsen. ‘We horen vaak: je gelooft me toch wel? Ja, we geloven wel wat je is overkomen, maar we weten niet of we het kunnen bewijzen. Dat is iets anders.’
Ook politie-zedenspecialist Yet van Mastrigt erkent dat het informatieve gesprek soms inderdaad ontmoedigend werkt voor slachtoffers. ‘Toch gaan mijn nekharen overeind staan bij het woord “ontmoediging”. Zedenrechercheurs willen boeven vangen!’ Ze zucht. ‘Weet je, ik steek mijn hand er ook niet voor in het vuur. Onze mensen doen soms uitspraken omdat ze het slachtoffer willen beschermen’, zegt ze op het hoofdkantoor van de politie in Den Haag. ‘“Het is misschien wel strafbaar, maar het wordt zo lastig”, zeggen ze dan. Maar dat soort uitspraken moeten ze overlaten aan slachtofferadvocaten.’
Niet voor niets is er vanuit de leiding steeds meer aandacht voor de informatieve gesprekken, zegt ze. Zo wordt nu begonnen met ‘intervisie’. Daarbij luisteren zedenrechercheurs zelf hun informatieve gesprekken terug om zich bewust te worden van wat ze zeggen. Waar gaat het mis en wat moet dus beter? Soms schiet de kwaliteit van opsporingscollega’s ook tekort, suggereert de zedenexpert diplomatiek: ‘Er zit een aantal rechercheurs tussen van wie we zeggen “hou op tijd functioneringsgesprekken”.’
De klachten over ontmoediging duiken echter zo vaak op dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2019 onderzoek deed naar de bejegening van zedenslachtoffers door de politie. Het resultaat liegt er niet om: de intenties van zedenrechercheurs mogen dan goed zijn, ze bespreken tijdens het informatieve gesprek ‘impliciet en expliciet de slagingskans van een zaak door de kenmerken van de zaak en het slachtoffer in de voorlichting te betrekken. Wanneer de onmogelijkheden van de zaak en de negatieve consequenties van het doen van aangifte de boventoon voeren, voelen slachtoffers zich gestuurd om geen aangifte te doen.’
Ook cijfers onderschrijven het beeld van ontmoediging en laten zien dat verkrachtingsslachtoffers na het informatieve gesprek vaker afzien van aangifte. Het gat tussen het aantal meldingen en het aantal aangiften groeit, blijkt uit politiecijfers. De meldingen van verkrachting namen in vijf jaar met zo’n zestig procent toe, terwijl de aangiften slechts met 23 procent stegen. In 2015 besloot 49 procent van de slachtoffers na het eerste gesprek over te gaan tot aangifte. Vorig jaar was dat nog maar 38 procent.
‘Wanneer de onmogelijkheden van de zaak en de negatieve consequenties van het doen van aangifte de boventoon voeren, voelen slachtoffers zich gestuurd om geen aangifte te doen’
De politie houdt zelf niet bij waarom er zoveel meldingen stranden bij de balie. De cijfers hoeven niet op ontmoediging te duiden, zegt een woordvoerder van de korpsleiding: ‘Het zou kunnen zijn dat wij in heel veel van de zaken die mensen nu melden, constateren dat er geen strafbaar feit is gepleegd. Of misschien gaat het wel om een strafbaar feit, maar is er te weinig bewijs.’ Maar dat is precies waar het wringt: slachtoffers kunnen zich ontmoedigd voelen wanneer rechercheurs al vóór de aangifte wijzen op de beperkte kans van slagen van hun zaak. Bovendien is het niet zo dat nu vooral de kansrijke zaken doorgang vinden en de weinig kansrijke zaken al eerder in het proces stranden. Uit analyse van de cijfers blijkt dat bijna zestig procent van de verkrachtingszaken uitmondt in een sepot, vaak vanwege een gebrek aan bewijs. Dat was in 2013 zo en in 2019 is dat nog steeds het geval.
En er zijn meer zorgwekkende cijfers. In 2013 registreerde de politie bijvoorbeeld volgens het CBS 705 verdachten van verkrachting. Dat aantal liep terug tot 565 in 2019. Het aantal dossiers van verkrachtingszaken dat de politie aflevert bij het OM schommelt al jaren tussen de 500 en 650. In 2013 waren het er 650, in de jaren erna wat minder, en in 2019 weer 634. De politie levert dus eerder minder dan meer verdachten en dossiers af dan vóór die enorme toename in meldingen.
Politie en OM hebben zichzelf in 2016 ook opgelegd dat ze in tachtig procent van alle zedenzaken het onderzoek binnen een half jaar na aangifte moeten afronden, maar uit het Inspectierapport blijkt dat dat afgelopen jaar slechts in 59 procent van de zaken lukte. En zoals gezegd: binnen dertien maanden na aangifte moet de eerste zitting in de rechtszaal zijn, maar dit lukt slechts in de helft van de zedenzaken, zo geeft Van Mastrigt toe. Dus ook hier overschrijden politie en OM de eigen normen.
De Inspectie vond zelfs zaken uit 2017 die in juni 2020 nog steeds ‘in afwachting zijn van afronding’. In Nijverdal vertelt zedenrechercheur Christa Kistemaker hoe ze zo’n zaak kreeg toegewezen en dan het slachtoffer belt. ‘“Maar het is al drie jaar geleden gebeurd”, is de reactie dan. Op zo’n moment zit ik echt met schaamrood op mijn wangen aan de telefoon.’
‘We zijn een kleine afdeling en het werk neemt alleen maar toe’, vertelt Kistemaker. Niet alleen door de toename in aangiften; ook doordat het recherchewerk steeds ingewikkelder wordt: ‘Door de digitalisering hebben we veel meer onderzoekswerk: filmpjes, foto’s, locatiegegevens van Google Maps, app-conversaties.’ Al die gegevens kunnen dienen als aanvullend bewijs, wat in zedenzaken vaak doorslaggevend is bij de beslissing van het OM om over te gaan tot vervolging én later bij het oordeel van de rechter. Kistemaker: ‘We hebben voor de bewijsvoering zeker profijt van alle nieuwe mogelijkheden, maar het is enorm tijdrovend.’ Een hele WhatsApp-geschiedenis doornemen op zoek naar dat ene bericht dat kan dienen als bewijs, kost Kistemaker en Berendsen soms zomaar een hele werkdag. Voor de zedenrecherche is de digitalisering, kortom, een zegen én een vloek.
Extra zedenrechercheurs zijn volgens Kistemaker en Berendsen hard nodig. Maar in hun beleving is Team Zeden een beetje het ondergeschoven kindje van het politiekorps. ‘Zeden wordt weleens de “praatpolitie” genoemd’, zegt Kistemaker. ‘Ik hoorde eens dat iemand verrast was dat het hier zo druk is. Collega’s hebben soms het idee dat we alleen maar een beetje kletsen met mensen’, vult Berendsen aan. In september 2019 gaf de minister eindelijk gehoor aan de vraag om meer mensen. Grapperhaus stelt structureel vijftien miljoen euro extra beschikbaar voor de zedenpolitie. De capaciteit zal met zestig fte worden verhoogd, wat in de praktijk neerkomt op negentig nieuwe zedenrechercheurs.
Maar ook aan dit goede nieuws zit een nare bijsmaak. ‘De nacht na de toezegging van de minister heb ik niet geslapen’, zegt zedenexpert Yet van Mastrigt. ‘Gaan we straks bij andere afdelingen rechercheurs wegtrekken voor Team Zeden?’ Ze weet dat de werving van zedenrechercheurs vooral intern zal plaatsvinden. In dat geval volstaat een eenjarige zedenopleiding aan de Politieacademie. Voor mensen van buiten de politie zou gelden dat ze zelfs eerst nog een driejarige opleiding tot ‘gewone’ politieambtenaar moeten volgen. Het ministerie verlegt het capaciteitsprobleem gewoon naar een andere afdeling binnen de politie.
De Politieacademie, die de interne of externe kandidaten moet opleiden voor Team Zeden, kampt ook met een capaciteitstekort. Voor de door de minister beloofde uitbreiding van 2019 lukte het al niet om alle zedenrechercheurs op te leiden, hoe dat voor de negentig nieuwe rechercheurs moet gaan is onduidelijk. De Inspectie constateert dat mensen die bij Zeden willen gaan werken nu al een jaar moeten wachten. Rechercheurs binnen Team Zeden zonder die opleiding mogen niet alle handelingen in een opsporingsonderzoek uitvoeren en kunnen alleen aan de slag onder supervisie van collega’s die wel het certificaat op zak hebben.
Slechts één partij heeft wel baat bij vertraging in een zedenonderzoek. ‘Hoe langer een zaak stilligt, hoe beter een verdachte ervan afkomt’, zegt zedenadvocaat Kate Lans op het kantoor in IJmuiden. Lans en Korfker staan naast slachtoffers ook verdachten bij en weten daardoor heel goed hoe het in de praktijk gaat. De kwaliteit van een dossier neemt af als een onderzoek pas laat op gang komt of lang duurt. Getuigenverklaringen zijn met het verstrijken van de tijd bijvoorbeeld minder gedetailleerd en betrouwbaar. ‘De kans op een bewezenverklaring, of überhaupt een vervolging, wordt met de dag kleiner’, vult Korfker aan.
Een verdachte krijgt bij vertraging alle kans om het verhaal ‘helemaal te kneden’ of zelfs bewijs te wissen. Verdachten kunnen hun telefoon nog leegmaken bijvoorbeeld, voordat de politie die uitleest. ‘Advocaten adviseren hun cliënt dat ook, als het een verdachte is.’ In de rechtspraak geldt bovendien een ‘redelijke termijn’ van twee jaar. Als die overschreden wordt, kan strafvermindering optreden.
Cijfers van de rechtspraak leggen dit probleem pijnlijk bloot. In 2013 deelde de rechter 134 keer een straf uit voor verkrachting, in 2019 was dat 129 keer. Die bejubelde toestroom aan meldingen levert slachtoffers strafrechtelijk dus bar weinig op: bijna achthonderd meldingen meer, maar niet één extra dader achter de tralies.
Welk effect de nieuwe zedenwet precies gaat hebben voor de politie is nog onzeker. ‘Dat is koffiedik kijken’, zegt strafrechter Jacco Janssen. Maar met het conceptvoorstel dat nu voorligt, kunnen ‘de sluizen opengaan’. Daarin staat dat iets ‘seks tegen de wil’ is als de verdachte ‘weet of redelijkerwijs moet vermoeden’ dat het slachtoffer niet wilde. ‘Als er meer strafbaar is, kan er meer aangifte worden gedaan. De politie kan dan minder vaak zeggen dat ze niets met een zaak kunnen’, zegt Janssen. ‘Het is afhankelijk van waar de minister uiteindelijk de grens wil leggen. Hij wil meer strafbaar stellen, dus ik vermoed dat die grens misschien wel laag komt te liggen. Dat zal bepalen of er al dan niet een hausse komt aan nieuwe zaken bij de politie.’
Toch waarschuwt Janssen voor valse hoop: ‘Dit nieuwe wetsartikel wordt nu gepresenteerd als het tovermiddel voor al uw seksuele delicten, maar dat zal het niet blijken te zijn.’ In het advies dat de Raad voor de rechtspraak half augustus publiceerde staat dan ook dat een ‘winstwaarschuwing’ aan de samenleving op zijn plaats zou zijn. Het beeld dat seksuele misdrijven veel sneller en makkelijker bewezenverklaard zullen worden is waarschijnlijk te optimistisch, vindt de raad. De wet verandert niks aan de bewijslast. Met andere woorden: zaken worden niet makkelijker, het worden er alleen meer.
‘Wij horen hetzelfde van zedenrechercheurs’, zegt Jan Struijs, voorzitter van politievakbond NPB. ‘Ze kunnen het nu al bij lange na niet aan en het wordt alleen maar erger.’ Verkrachting is een van de ernstigste en meest ingrijpende misdrijven die er zijn. ‘Honderden slachtoffers worden nu onvoldoende geholpen doordat rechercheurs niet genoeg tijd hebben om alles te onderzoeken. Als zaken stranden, blijven daders vrij rondlopen. Zo simpel is het’, zegt Struijs. ‘Slachtoffers raken zo hun vertrouwen in de rechtsstaat kwijt en als politie zet je je legitimiteit ermee op het spel. Seksueel geweld zou topprioriteit moeten zijn. We moeten dit nu eindelijk eens serieus gaan nemen.’
De slachtofferemancipatie van de laatste jaren levert tot nu toe weinig concreet resultaat op en het is nog maar de vraag of de nieuwe zedenwet daar verandering in gaat brengen. Zonder extra mensen gaat het niet, zeggen alle zedenrechercheurs. Op een politiebureau in Eindhoven vertelt rechercheur Marja de Louw hoe ze nog elke verkrachtingszaak met evenveel bevlogenheid oppakt als haar eerste in 1982. En hoe ze na een werkdag altijd naar huis fietst. ‘Dat doe ik graag, zo kan ik alles achter me laten’, zegt ze. ‘Maar als het zo druk is denk ik aan alles wat ik nog had kunnen doen. Je moet met zeventig procent tevreden zijn. Niet omdat ik iets niet weet of niet kan, maar gewoon omdat het te druk is. Dat geeft een heel vervelend gevoel.’
Bron: groene.nl
-
AuteurReacties
- Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.