Dissociatie en dissociatieve identiteitsstoornissen

Forum Lotgenoten Seksueel Geweld Achtergrond & Informatie Informatieve websites & mediaberichten Dissociatie en dissociatieve identiteitsstoornissen

  • Dit onderwerp bevat 31 reacties, 8 deelnemers, en is laatst geüpdatet op 25/01/2023 om 22:15 door Moderator.
10 berichten aan het bekijken - 11 tot 20 (van in totaal 32)
  • Auteur
    Reacties
  • #234397
    Lexa
    Lid LSG

      Uitleg over depersonalisatie en derealisatie

      “Ik heb van die momenten dat ik me ineens heel vreemd voel, alsof het allemaal niet echt is. Soms lijkt het wel of ik zelf ook niet echt meer ben.”

      Dit heet depersonalisatie (DP). Je ervaart jezelf of je eigen lichaam als vreemd, niet vertrouwd of onecht. Ook kun je het idee hebben dat je niet echt leeft. Dat je levend dood bent. Of dat je een automaat of robot bent in plaats van een mens, je voelt je vervreemd van je eigen lichaam en je gevoelens. Je voelt eigenlijk niet zoveel meer, of helemaal niets meer. Bij DP kun je ook het idee krijgen dat iemand of iets anders dit alles veroorzaakt en je laat bewegen. Je voelt je niet meer de baas over jezelf en je omgeving. Wat veel voorkomt is dat je jezelf hoort praten alsof je iemand anders bent. Sommige herkennen zichzelf met moeite in de spiegel.

      Derealisatie (DR) is de ervaring waarin je de vertrouwde omgeving als vreemd, niet vertrouwd of onecht ervaart. Het lijkt alsof je leeft in een film of een glazen kooi. De wereld lijkt plat geworden en slechts twee dimensies te hebben. De hele buitenwereld komt raar of onwerkelijk over.

      Lees verder op gedachtenuitpluizen.nl/zozitdat/derealisatie >>

      #236204
      Mark
      Moderator
        #236550
        Mark
        Moderator

          WIJ ZIJN MIRTE

          “Ik vind het belangrijk om bewust humor in te zetten!” zegt Mirte lachend als ze uitlegt waarom ze ervoor heeft gekozen om zichzelf op Facebook Wij zijn Mirte te noemen.

          Mirte heeft DIS; Dissociatieve Identiteit Stoornis. Vroeger stond dit bekend als MPS: Meervoudige Persoonlijkheid Stoornis. Een dissociatie stoornis is een verdedigingsmechanisme van de menselijke geest om zich te beschermen tegen overweldigende traumatische ervaringen. Het is een erkende psychische aandoening vastgelegd in de DSM IV. Iemand die DIS heeft neemt afwisselend minimaal twee (maar vaker meer) van elkaar te onderscheiden persoonlijkheidstoestanden aan welke het gedrag volledig overnemen. De oorspronkelijke persoonlijkheid (Mirte in dit geval) weet soms niet wanneer een ander persoonlijkheidsdeel het heeft overgenomen. Mensen met DIS ervaren daarom vaak problemen met geheugen, de zogenaamde zwarte gaten gedurende de dag.

          Al op jonge leeftijd komt Mirte in contact met Jeugdzorg. Er waren zorgen ontstaan omdat Mirte weinig tot geen contact had met andere mensen, zowel volwassen als kinderen. Mirte verklaart dat door haar gevoel dat haar buitenwereld niet veilig was. “Mijn binnenwereld wel, daar voelde ik me prettig. Ik had dus helemaal geen behoefte aan contact met anderen.”

          Als ze 18 is volgt de diagnose MPS (nu: DIS). “Alleen wist niemand precies wat ze hiermee aan moesten.” Mirte lacht zachtjes. “Wat eigenlijk diep triest is.” Er volgt een opname van 9 maanden. “Ik ging er medicatie-loos in, en toen ik daarna naar buiten liep slikte ik 17 medicijnen per dag. Ik durf wel te stellen dat ik er slechter uitkwam dan dat ik erin ging.” Tijdens haar opname blijkt hoe weinig er bekend is over DIS en de behandeling ervan. “De persoonlijkheidsdelen die ik toen bij me had, waren ontstaan door trauma. Dat kun je alleen aanpakken als dat specifieke persoonlijkheidsdeel er is, anders heeft trauma verwerking geen enkele zin.” In plaats van per persoonlijkheidsdeel aan de slag te gaan werd er tegen mij gezegd dat ik de stemmen maar moest wegsturen.”

          Hier ontstaat voor Mirte het gevecht tegen haar persoonlijkheidsdelen. Ze mochten er niet zijn. “Ik wilde gewoon normaal zijn, net als ieder ander.” In die tijd was er veel scepsis over de diagnose en dat heeft Mirte en haar behandeling geen goed gedaan. “Laatst sprak ik iemand die de opleiding Psychologie had gedaan, en die vertelde mij dat er in al die jaren met geen woord gerept wordt over DIS. Dat kan toch niet?”

          Na haar opname gaat Mirte aan de slag bij de Kindertelefoon. Ze wil haar eigen ervaringen uit haar verleden een positieve wending geven en kinderen ondersteunen. Daar ontmoet ze haar huidige partner, Ingrid. In eerste instantie houdt ze haar stoornis verborgen voor Ingrid. “Ik ben wel van de één op de andere dag gestopt met alle medicatie.” Ze lacht. “Ik was het zo zat, en ik wilde niet dat Ingrid vragen over de medicatie ging stellen.”

          Het stel trouwt en krijgt 2 dochters. “Dat was een hele zware tijd.” Als Ingrid aan het werk was, en Mirte de zorg over hun dochters had, gebeurde het wel eens dat een persoonlijkheidsdeel het overnam. Mirte was zich hier niet altijd bewust van. “Dan ben je dus ineens een half uur of uur kwijt. Wat heb ik gedaan in die tijd? Heb ik de kinderen wel te eten gegeven, heb ik ze wel goed verzorgd, heb ik ze wel genoeg liefde gegeven?” Vragen waar ze zelf geen antwoord op kan geven. Het zorgt voor een enorme deuk in het zelfvertrouwen van Mirte.

          Mirte realiseert zich dat ze eerlijk moet zijn tegen Ingrid en besluit haar een stuk te laten lezen over DIS. Voor Ingrid, een slimme en hartelijke vrouw, vallen de stukjes op hun plek. “Ze wist wel dat er iets was, maar wilde mij niet pushen.” Ingrid is blij dat Mirte open is geweest en accepteert de situatie voor wat deze is. “Ik hou alleen maar meer van je, nu je zo open bent geweest!” Die woorden van Ingrid waren de bevestiging die Mirte gezocht had.

          Hoewel Mirte in eerste instantie niet wil weten wat er tijdens haar zwarte gaten gebeurt, vraagt ze uiteindelijk toch aan Ingrid om deze in te vullen. De schaamte maakt langzaam plaats voor acceptatie. “En heel eerlijk”, zegt Mirte, “de onzekerheid van niet weten wat je doet of zegt, is erger dan wat er dan ook gezegd en gedaan is.”

          Die 10 jaar die Mirte heeft gevochten tegen haar persoonlijkheidsdelen hebben volgens haar zelf geen enkele zin gehad. “Je vecht alleen maar tegen jezelf, en je komt er geen stap verder mee.” De acceptatie bij haarzelf van al haar persoonlijkheidsdelen was er niet overnight, dit was een proces, wat in eerste instantie lastiger werd omdat haar stoornis nu zichtbaarder was voor de buitenwereld. Ook met betrekking tot de kinderen vond Mirte het in eerste instantie nog lastig. “Je wilt ze het beste geven wat je kan, en ik kon niet weten of dat altijd gebeurde.” Samen met Ingrid besluiten ze de gezinssituatie voor te leggen bij het KOP-project. Een project voor gezinnen waarvan een ouder psychische problemen heeft. Onderzoek wees uit dat de dochters van Mirte en Ingrid opgroeide in een warm, liefdevol en stabiel gezin. “Er viel zo’n enorm gewicht van mijn schouders!”

          Op de vraag of ze al haar persoonlijkheidsdelen kent schiet ze in de lach. “Nee, niet allemaal. Maar het zijn er dan ook 22.” Ze lacht verschrikkelijk hard. “Dat zijn 2 elftallen!” Ingrid heeft op een bepaald moment een mail gekregen van één van de persoonlijkheidsdelen van Mirte met daarin alle namen, leeftijden en kleine gebruiksaanwijzingen. Mirte kon zich niet herinneren deze mail verstuurd te hebben. Uiteindelijk blijkt dit verschrikkelijk waardevol te zijn. “En,” zegt Mirte “het geeft ook aan dat mijn persoonlijkheidsdelen vertrouwen hebben in Ingrid. En vertrouwen is nogal eens een uitdaging.”

          Mirte geeft aan dat al haar persoonlijkheidsdelen er zijn om haar te beschermen, zo ontstaat DIS ook. “De intentie van mijn delen is altijd goed, de uitvoering kan nog wel eens beter.” Ze lacht.

          Op dit moment gaat het goed met Mirte, wat ze als een enorme winst ziet. Ze is begonnen om meer aandacht te vragen voor DIS en zet zich in voor lotgenoten. Ze zoekt bewust publiciteit omdat ze zich ernstige zorgen maakt over de behandeling van DIS binnen de zorg waarin zo ontzettend bezuinigd is en nog steeds wordt. Mirte start met bloggen en wordt door haar lezers gestimuleerd om te gaan publiceren over DIS, omdat ze naast haar persoonlijke ervaring ook veel informatie deelt.

          Ze besluit een Facebookgroep op te zetten voor lotgenoten. “En dat is best wel eens hangen en wurgen,” zegt ze, “je hebt kort door de bocht 2 soorten lotgenoten. De groep die er wat van wil maken, en de groep die alleen maar schreeuwt om aandacht, daar kan ik niet zo goed tegen.” Het typeert de houding van Mirte. Haar lach en haar positiviteit gedurende het gesprek.

          Op dit moment maakt Mirte zich hard om toegepaste zorg weer terug te krijgen voor de behandeling van DIS. Gemiddeld genomen duurt zo’n behandeling tussen de 8 en 10 jaar. “Het duurt gewoon heel lang om het vertrouwen te winnen van een persoonlijkheidsdeel, en zonder de aanwezigheid van zo’n deel kun je niet beginnen met traumaverwerking. Dus nu krijg je in een sessie van 50 minuten de situatie dat een deel zich de laatste 10 minuten laat zien, maar ja, dan is de tijd op.” Mirte zucht. “Dat kan toch niet de bedoeling zijn?”

          Mirte heeft een missie en stelt zichzelf en haar stoornis hiermee zeer kwetsbaar op, voor het grotere geheel. “Van 100% geheim is mijn DIS 100% publieke kennis geworden, daar ben ik vreselijk trots op!”

          Bron: hetisomtejanke.nl

           

          Wil je meer lezen van Mirte, dat kan hier.

          #236960
          Mark
          Moderator

            Het verschil tussen ‘gewone’ en traumatische dissociatie

            Tot op zekere hoogte is iedereen bekend met dissociatie. Je kent vast wel de ervaring dat je naar huis rijdt in je auto en ineens ben je al bijna thuis. Eigenlijk heb je niet op de weg zitten letten en ben je op routine, op de automatische piloot naar huis gereden. Alsof je een stukje hebt overgeslagen. Dat is dissociatie. We doen het ook als we dagdromen of als we in gesprek zijn en ineens aan de bloemkool denken. Of je gaat op vakantie en halverwege Frankrijk vraag je je af: ‘Heb ik het gas wel uitgezet?’ Dan was je gedissocieerd toen je het gas uitdraaide. Voor de meeste mensen levert dit geen noemenswaardige problemen op. Het wordt anders als je seksueel misbruikt bent.

            Het ontstaan van traumatische dissociatie
            Wat bij seksueel misbruik vaak gebeurt is dat het kind, in een poging om zichzelf leed te besparen, zorgt dat hij of zij er niet helemaal bij is als het gebeurt. Sommigen omschrijven dit als zich heel klein maken en zich helemaal in zichzelf terugtrekken tot daar waar de misbruiker er niet bij kan. Anderen voelen het meer alsof ze uit hun lichaam stappen en van een afstandje kijken naar wat er gebeurt. Al mijn herinneringen aan het seksueel misbruik zie ik voor me als een film: alsof ik er van een afstandje naar kijk. Doordat je er niet helemaal bij bent, ervaar je de bedreigende situatie minder scherp.

            Dissociatie is goed!
            Mensen denken vaak dat dissociatie een ziekte is, of een probleem, maar in feite is dissociatie een heel handig fenomeen. Je kunt als je iets ergs meemaakt soms beter handelen als je er met wat meer afstand naar kijkt. Voor een kind is de dissociatie niet echt een bewuste keuze, maar een overlevingsmechanisme dat door de bedreigende en pijnlijke omstandigheden wordt geactiveerd. Maar net dat automatische ervan, leidt soms tot grote problemen in de volwassenheid.

            Triggers en dissociatie
            Wat gebeurt er als een volwassene een dissociatieve stoornis heeft? In feite gebeurt er niets anders dan wanneer je ‘gewoon’ dissocieert en op de automatische piloot naar huis rijdt. Het grote verschil is dat de oorzaak van de dissociatie ingewikkelder ligt. Het kind heeft allerlei omstandigheden meegemaakt die gevaarlijk waren, waarin het misbruik plaatsvond. Een kind begrijpt vaak niet goed wat er aan de hand is en in een poging om overeind te blijven in dat soort bedreigende toestanden wordt het kind heel bedreven in het zoeken naar signalen die aan het misbruik vooraf gaan. Die signalen voorziet het kind van het label ‘Gevaarlijk’ en uit voorzorg treed het dissociatieve mechanisme in werking. Vanaf dat moment is wat het kind als een signaal ziet een trigger.

            Wanneer triggers afgaan bij volwassenen
            De dingen die het kind als gevaarlijk is gaan beleven worden meegenomen de volwassenheid in. Die dingen worden dan triggers voor de dissociatie. Een trigger hoeft objectief gezien helemaal niets met het misbruik van doen te hebben gehad. Als het misbruik bijvoorbeeld twee keer achter elkaar gebeurd is toen het kind spruitjes had gegeten dan kan het kind die link leggen. Eenmaal gelinkt roept de geur van spruitjes dan spanning op en volgens de logica van het kind betekent dat: Uitstappen! Dissociëren. Die reactie is automatisch en zet zich dan ook door in de volwassenheid. Vaak weet de volwassene overigens helemaal niet meer, waarom hij of zij zo gespannen wordt van de geur van spruitjes.

            Problemen door dissociatie
            Als je seksueel misbruik hebt meegemaakt, is het dus mogelijk dat je heel veel triggers hebt. Als je daarnaast nog eens heel goed bent in dissocieren (omdat je het op zo’n jonge leeftijd hebt geleerd), dan kun je wel eens in grote problemen komen. Immers, als je dissocieert ben je er niet helemaal bij. Als je er heel goed in bent, dan ben je het (bijna) helemaal niet meer bij. Je dissocieert op een trigger die je als kind hebt geinstalleerd en die mogelijk wel, maar soms ook niet direct terug te leiden is op het seksueel misbruik. Vervolgens wordt je drie uur (of soms dagen) later wakker en hebt geen enkele herinnering van wat er in de tussentijd gebeurd is. Intussen heb je wel van alles gedaan, zelfs al weet je er het fijne niet van.

            Maar het kan nog erger: DIS
            Omdat je persoonlijkheid als kind nog niet helemaal ontwikkeld is, kan het zijn dat de restjes bewustzijn, die als het ware achterblijven in het lichaam, een eigen bewustzijn/karakter ontwikkelen. Als dat gebeurt noemen ze dat een dissociatieve identiteits stoornis of DIS. Wanneer het misbruik op hele jonge leeftijd (<5) begint is het ontwikkelen van een DIS waarschijnlijker dan wanneer je al wat ouder bent. Een klein kind heeft nog niet zo’n stevige ‘ik’ en ontwikkelt in zo’n geval ikken. En als je misbruikt wordt dan reageren al die ikken op een andere manier. Sommige ikken dragen de pijn, anderen dragen de woede, weer anderen zijn sterke beschermers, sommigen willen dood, anderen willen de misbruiker vermoorden. Alle menselijke emoties en verlangens krijgen een soort eigen ik. Je kunt je voorstellen dat het leven met een DIS soms heel ingewikkeld kan zijn.

            Lees verder op inspirerendleven.nl >>

            #236961
            Mark
            Moderator

              Wat is (geen) dissociatie?

              Van oorsprong slaat het begrip dissociatie op het uiteenvallen van de psyche van een persoon. Het breekpunt wat hieraan vooraf gaat is de herinnering aan een traumatiserende gebeurtenis. Emeritus hoogleraar Onno van der Hart deelt zijn expertise op het gebied van dissociatie en de stoornissen die eruit voortkomen. Hierbij ligt in dit interview de nadruk op de dissociatieve identiteitsstoornis (DIS), voorheen de meervoudige persoonlijkheidsstoornis genoemd.

              Wanneer spreekt men van dissociatie?
              “Bij dissociatie is er sprake van een opdeling van de persoonlijkheid of het bewustzijn. Vaak bestaat er tenminste één deel van de persoonlijkheid dat de herinnering aan een traumatiserende gebeurtenis bewaart en dat vast zit in traumatijd, Een dergelijk deel kan het bewustzijn van een of meer delen die in het dagelijkse leven fungeren binnen dringen overnemen. Trauma is vaak al op jonge leeftijd ervaren. Wanneer de persoon in kwestie in het dagelijks functioneren getriggerd wordt door iets wat lijkt op de traumatische ervaring, dan zorgt de herbeleving van deze ervaring ervoor dat het bewustzijn van die persoon deels of volledig wordt overgenomen door zo’n deel dat vast zit in traumatijd. Hierdoor herinnert de persoon zich achteraf niet altijd meer wat er heeft plaatsgevonden. “

              “Het begrip dissociatie is door de jaren heen op allerlei manieren gebruikt, wat voor verwarring zorgt. Om twee voorbeelden te noemen; als ik een willekeurig gesprek met iemand zou voeren en ik val even weg, of wanneer ik helemaal zou op gaan in een televisieprogramma waarnaar ik kijk, dan zou dit al dissociatie zijn. Dat zou kunnen, maar hier is er eerder sprake van tijdelijk in gedachten verzonken zijn en ergens door geïntrigeerd zijn. “

              Wat moet ik voorstellen bij een dissociatieve episode? En wanneer spreekt men van een stoornis?
              “Als tenminste één deel van de persoonlijkheid dat vastzit in traumatijd tijdelijk het deel dat probeert te functioneren overneemt. Dan spreek je van een dissociatieve episode. Als dit vaker voorkomt en gepaard gaat met lijden, dan is er sprake van een stoornis.”

              Als je spreekt van een dissociatieve stoornis, houdt dit altijd verband tot trauma?
              “In de regel is dit inderdaad het geval. Zeker als het gaat om de dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). Hiervan zijn geen gevallen bekend die niet verband houden met traumatiserende gebeurtenissen. Onderzoek toont aan dat het bij DIS gaat om chronische traumatisering die in de vroege jeugd is begonnen. Het gaat dus niet om één enkele gebeurtenis.
              Als er bijvoorbeeld wordt gekeken naar het begrip ‘depersonalisatie’ binnen de dissociatieve stoornissen, dan hoeft dit niet per se verband te houden met een trauma. Deze personen kunnen het contact met hun eigen lichaam kwijt zijn of voelen bijvoorbeeld tijdelijk geen emoties meer.”

              Hoe wordt de diagnose vastgesteld?
              “Bij dissociatieve amnesie moet er sprake zijn van een bepaalde mate van amnesie of geheugenverlies, vaak voor een traumatiserende gebeurtenis, waarbij het ene deel van het bewustzijn niet weet wat het andere deel (in het verleden) heeft ervaren.
              Bij DIS moet er ook er ook duidelijk sprake zijn van een wisseling van de wacht. Dit houdt in dat de verschillende delen van de persoonlijkheid zich afwisselen in aanwezigheid. De diagnostiek is geen eenvoudige zaak. Hij dient plaats te vinden door ervaren clinici aan de hand van een gestructureerd diagnostisch interview.”

              Waarom is met name de onderdiagnose van DIS bij mannen zo groot?
              “Het is niet precies bekend hoe de prevalentie verdeeld is tussen mannen en vrouwen. Wat je bij mannen vaak ziet is dat zij geen hulp zoeken in de GGZ (Geestelijke Gezondheids Zorg) of psychiatrie. In tegenstelling belanden ze nogal eens in een penitentiaire instelling. Dit kan te dan te maken hebben met de agressie of woede die gepaard gaat met de opgelopen trauma’s.”

              Welke factoren spelen een rol bij de mindere bekendheid van dissociatieve stoornissen?
              “Om te beginnen is er zowel bij mannen als vrouwen sprake van onderdiagnose. Met name DIS wordt vaak niet gesignaleerd. Dit komt deels omdat behandelaars niet de kennis hebben om de stoornis te herkennen. In sommige gevallen willen ze niet eens erkennen dat deze stoornis bestaat. In Nederland zijn traumatische ervaringen als factor voor het ontwikkelen van een psychische en ook lichamelijke stoornis lange tijd onderbelicht geweest in de GGZ en psychiatrie. Dit heeft te maken met het willen zoeken naar een biologische of lichamelijke oorsprong voor geestelijke toestanden. Lange tijd is er weggekeken van de ernst en de beschadigingen die een traumatiserende gebeurtenis met zich meebrengt. Het feit dat met name DIS gepaard gaat met kwalijke zaken als (kinder)mishandeling, seksueel misbruik, emotionele verwaarlozing, wordt hiervoor door de GGZ en de maatschappij vaak nog steeds de ogen voor gesloten. We willen er niet aan, omdat het te naar is. Je toevlucht nemen tot het geloof van dit kan niet, het is fantasie, of het is iets wat zich afspeelt in een film, speelt hierin mee.”

              Als er geen biologische of lichamelijke oorzaak valt aan te wijzen, wat gebeurt er dan bij een persoon?
              “Hier worden veel onderzoeken naar gedaan, die genoeg bewijs leveren dat er echt sprake is van DIS. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek, waarbij op hersenscans van patiënten te zien is dat er hersenactiviteit plaatsvindt in verschillende gebieden, op het moment dat een persoon geconfronteerd wordt met een neutrale herinnering en een herinnering aan een traumatiserende gebeurtenis. Om te laten zien dat er geen sprake kan zijn van louter fantasie, is dezelfde procedure ook gedaan bij mensen met een fantasierijk en sterk inlevend vermogen (gecategoriseerd als acteur/toneelspeler). Maar zij waren niet in staat om dezelfde resultaten te produceren als zichtbaar op de scans bij DIS patiënten.”

              Welke behandelmogelijkheden zijn er?
              “Voor mensen met DIS wordt er een fasegerichte behandeling ingezet. De 3 fasen die onderscheiden worden zijn:

              • Stabilisatie, symptoomreductie en het aanleren van vaardigheden. Hierbij leert men crisis te vermijden, zichzelf gerust te stellen en beter voor zichzelf te zorgen, verbeteren van affectregulatie. Hiermee wordt bedoeld het vermogen emoties zoals verdriet, woede en angst te reguleren. En ook het leren aanvaarden van de onderscheiden delen van de persoonlijkheid en daarmee een samenwerkingsrelatie te ontwikkelen
              • Het integreren van traumatische herinneringen
              • Integratie van de persoonlijkheid en leren het leven te leiden als één geïntegreerd persoon; hierbij leert men om de delen van de persoonlijkheid (die voorheen in strijd met elkaar waren) met elkaar te laten verenigen

              Door de complexiteit van DIS is het niet zo dat de ene fase overloopt in de andere, maar er is juist sprake van een cyclus waarin de fasen steeds worden herhaald.”

              Welke rol is weggelegd voor verschillende beroepsgroepen of instanties om in een vroeg stadium de ontwikkeling van een dissociatieve stoornis tegen te kunnen gaan?
              “Het beeld dat je bij patiënten ziet is dat zij vaak al op jonge leeftijd getraumatiseerd zijn geraakt. Het gaat om het voorkomen van dergelijke traumatisering, vaak in de vorm van mishandeling. Maar de signalen van mishandeling, misbruik of verwaarlozing zijn niet herkend. Een specifieke groep of instantie noemen is moeilijk. Er is een rol voor de huisarts weg gelegd, voor het consultatiebureau, de leerkrachten. Het is belangrijk dat de ogen niet worden gesloten voor het feit dat deze gebeurtenissen plaatsvinden en een enorme impact hebben. Meer kennis en inzicht om signalen te herkennen dragen hier aan bij.”

              Bron: mijngezondheidsgids.nl/wat-is-dissociatie

              #244496
              Mark
              Moderator

                Dissociatieve identiteitsstoornis door een traumatische ervaring

                Geen idee meer hebben hoe de magnetron werkt, hele dagen kwijt zijn, je eigen kinderen niet meer herkennen. Het overkomt mensen met DIS ( dissociatieve identiteitsstoornis), waarbij patiënten door langdurige traumatische ervaringen in hun jeugd meerdere identiteiten ontwikkelen. Het trauma wordt zo verdrongen: niet de patiënt maar zijn andere identiteit heeft vreselijke dingen meegemaakt.

                Wat is DIS (dissociatieve identiteitsstoornis)
                Weinig mensen lijden aan de stoornis, slechts twee procent van de Nederlandse bevolking. Maar sinds in de jaren zeventig het boek en de film Sybil verschenen, het verslag van een jonge vrouw met zestien verschillende persoonlijkheden, spreekt DIS tot de verbeelding. Ook was op de televisie nog een documentaire te zien van Jessica Villerius die daarin Patricia volgde, een Nederlandse jonge vrouw met tien mensen in haar hoofd.

                Weinig onderzoek naar DIS
                Ondanks die belangstelling is er betrekkelijk weinig wetenschappelijk onderzoek naar de stoornis gedaan, ontdekte klinisch psychologe Rafaele Huntjens toen ze in 1998 aan de Rijksuniversiteit Groningen begon aan een promotie over DIS. Huntjens: “Er zijn heel veel theorieën maar er zijn heel weinig data. Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen.”

                Behandeling DIS
                In Nederland zijn zelfs geen duidelijke richtlijnen voor behandeling. Onder psychologen en psychiaters heerst verdeeldheid: sommigen gaan zover te stellen dat de stoornis helemaal niet bestaat en patiënten hun identiteiten verzinnen. Huntjens: “Maar hoe je het went of keert, het zijn wel mensen met ernstige problemen. Die zelfmoordpogingen doen en zichzelf verminken. Die moet je helpen.”

                Met haar onderzoek wil Huntjens de behandeling van mensen met DIS verbeteren. Huntjes: “Het gaat nu om één van de langste therapieën die er zijn. De gemiddelde behandelduur is vijftien jaar, en dan nog zijn veel patiënten niet geholpen.”

                Doorbraak DIS
                Huntjens denkt een doorbraak te hebben bereikt. De behandeling van DIS gaat er nu vanuit dat verschillende identiteiten over verschillende geheugensystemen beschikken waarbij de een niet weet wat de ander zich herinnert. Behandelaars zijn jaren bezig met het in kaart brengen en contact zoeken met al die identiteiten. Maar die stap kan volgens nieuw onderzoek van Huntjens, dat deze maand werd gepubliceerd, mogelijk worden overgeslagen.

                Bij DIS niets mis met geheugen
                “Uit geheugentests die ik heb afgenomen bij patiënten blijkt er niets mis te zijn met hun geheugen. Ze zijn ervan overtuigd niet te weten van hun andere identiteiten, maar dat blijkt in werkelijkheid niet zo te zijn. Vergelijk het met anorexia: patiënten vinden zichzelf dik, maar dat beeld klopt ook niet met de werkelijkheid.”

                Als patiënten wel over kennis van hun andere identiteiten beschikken, kunnen behandelaars eerder met traumabehandeling aan de slag. “Daarvoor zijn goed werkende behandelingen bekend, bijvoorbeeld voor post traumatische stress stoornissen. Daar kunnen patiënten in korte tijd veel baat bij hebben, in plaats van soms tientallen jaren in therapie te zitten.”

                Bron: gezondheidenco.nl

                #246009
                Luka
                Moderator

                  Leven met een dissociatieve stoornis: ‘Wie ben ik zélf?’

                  Robin Plücken (26) getuigt over haar dissociatieve stoornis en PTSS.

                  Ik was vastgelopen in het middelbaar onderwijs. Daarom ben ik hulp gaan zoeken. Ik was heel instabiel, blowde en dronk te veel, raakte depressief. Op mijn twintigste rookte ik overdag minstens drie joints, en ’s avonds dronk ik drie flinke glazen whisky. Aanvankelijk dacht de psycholoog aan borderline. Maar ik had en heb veel last van stemmingswisselingen. Mijn gemoed schommelt van de ene op de andere maand. En dat past niet echt bij borderline, dan heb je stemmingswisselingen gedurende de dag. Omdat ik niet goed wist wie ik was, is er ook gedacht aan een identiteitsstoornis. Pas is uit tests gebleken dat ik een dissociatieve stoornis heb. We zijn aan het zoeken welke precies. Daar kan mijn therapie dan op worden afgestemd, want medicatie tegen dissociaties is er niet.

                  Bij een dissociatie raak je in een ander soort bewustzijnstoestand. Bij mijn lichtere dissociaties heb ik het idee dat ik van een afstandje naar mezelf kijk. Ik weet niet meer wat echt is en wat niet. Na mijn heftigste dissociaties herinner ik me echt niet meer wat ik heb gedaan. Ik verlies de controle. Dan regeert het boze deel van mijn persoonlijkheid en snijd ik mezelf ook in mijn armen en benen. Die zelfbeschadiging voel ik op het moment zelf niet. De vrijkomende adrenaline tijdens de dissociaties werkt verdovend. Pijn voel ik pas als ik bijkom in het ziekenhuis en het resultaat zie. Dan komt er ook veel verdriet naar boven.

                  Waar die boosheid vandaan komt? Als kind ben ik emotioneel het een en ander tekort gekomen. Emoties duwde ik weg, ik moest altijd het goede voorbeeld geven. Ik kan of mag nooit boos op iemand zijn. Dat vind ik nog steeds moeilijk. Ik ben sterk geneigd mezelf weg te cijferen. Op mijn vijftiende, zeventiende, eenentwintigste en vijfentwintigste ben ik seksueel misbruikt, de laatste keer onder bedreiging. Door het misbruik heb ik een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkeld. Voor mijn trauma’s ben ik behandeld met EMDR (een therapie waarbij je trauma’s verwerkt door ze opnieuw te beleven terwijl je met je ogen focust op de vinger van de therapeut, die van links naar rechts beweegt, red.). De angstige gevoelens zijn daardoor wat gedempt, maar het laatste trauma is te heftig om alleen met EMDR te behandelen. Tegen mijn klachten slik ik al jaren een antipsychoticum en een stemmingsstabilisator. Die helpen goed tegen herbelevingen. Maar van het antidepressivum dat ik slik, wil ik graag af, vooral vanwege bijwerkingen als gewichtstoename en droge mond.

                  Mijn vat met emoties is vol. Er hoeft niet veel te gebeuren of het loopt over en ik schiet in een dissociatie. Voorheen voelde ik mijn dissociaties aankomen, sinds vorig jaar niet meer. Ik accepteer inmiddels dat dissociaties bij mijn leven horen. Maar niet de zelfbeschadiging. Dat moet echt ophouden! Ik zou mijn littekens kunnen bedekken, maar daar heb ik vooral mezelf mee. Natuurlijk vragen mensen ernaar. Soms vertel ik er iets over, soms zeg ik dat ik het er niet over wil hebben. Ze moeten een plek krijgen, daar werk ik hard aan.

                  Dat ik aanvankelijk de diagnose borderline kreeg, vond ik heel frustrerend. Het enige positieve was dat ik daardoor een huis heb gekregen in een begeleid-wonen-project. De diagnoses PTSS en dissociatieve stoornis ervaar ik als een opluchting. Die geven me veel meer duidelijkheid. Het is bekend dat PTSS een dissociatieve stoornis kan veroorzaken. Dissociaties verschillen nogal qua heftigheid en beleving. Ze kunnen zich onverwacht aandienen. Dat maakt ze beangstigend: je hebt er geen controle over. In jezelf snijden doe je niet omdat je dat zelf echt wilt. Het is al gebeurd dat ik in een dissociatie met de auto naar een tankstation reed voor scheermesjes en paracetamol. Dan reageer ik dus normaal op situaties op de weg, terwijl ik in een totaal andere bewustzijnstoestand verkeer omdat ik mezelf wil snijden of een overdosis wil nemen. Ja, wie ben ik zélf? Die vraag is heel lastig te beantwoorden.

                  Bron: EOS Wetensvhap >>

                  #246958
                  Mark
                  Moderator

                    Omgaan met traumagerelateerde dissociatie

                    Er zijn mensen met een ziektebeeld, waar geen enkele specialist raad mee weet. Zoals bij Tineke, die regelmatig pseudo epileptische aanvallen heeft, hevige angsten en stemmingswisselingen en tijdens haar verblijf in een gespecialiseerde kliniek (cib) een levensgevaarlijke eetstoornis ontwikkelde.

                    Ze kreeg een voedings-neussonde en werd naar huis gestuurd. Haar man wist geen raad en haar kerk evenmin. Wel omringde men haar met zorg, steun, gebed en alles wat liefdevolle mensen kunnen bieden, ze lazen zelfs een van mijn boeken (“Het doet pijn van binnen”, 1993), waarin de gevolgen van (seksuele) trauma’s beschreven worden. Dit gaf veel herkenning en inzicht. Een oudste van de kerk belde mij voor een afspraak, maar Tineke weigerde aanvankelijk een nieuwe hulpverlener, moe van de vele hulpverleners die ze al had gehad. Toch ontstond er mailcontact tussen haar en mij en op den duur spraken we elkaar face to face, wat heeft geleid tot langzaam verlopend genezingsproces.

                    Exposure
                    Het blootleggen van de trauma’s vond voornamelijk plaats via de mail. Zo kon zij bepalen wat ze wel en niet wilde zeggen, wanneer en hoe. Deze controle voorkwam, dat ze zich overspoeld voelde, hoewel dit zo nu en dan toch gebeurde vanwege de enorme emotionele lading. Ze wilde erg veel vertellen, uitleggen wat er van binnen bij haar gebeurt en waarover ze in verwarring is en wilde van mij uitleg en feedback. In vaktaal heet het: cognitieve herstructurering en psycho educatie. De methode is een vorm van exposure, die haar vermijdingsgedrag doorbrak met de bedoeling tot een betere coping (aanpassing) te komen.

                    Extreme traumatische ervaringen
                    Tineke had in haar jeugd gruwelijke dingen meegemaakt in het huis van een buurman (rat eten, bloed drinken en extreme seks e.a.). Hoogstwaarschijnlijk ligt daar de oorzaak van haar dissociatieve stoornis vanwege de extreme angsten waaraan ze was blootgesteld. Het psychisch beschadigde kind werd vervolgens seksueel misbruikt door haar vader, die het leven ontvluchtte in de drank en de liefde zocht bij zijn dochtertje op een manier, die ze fijn vond, want zijn seksuele aandacht betekende voor haar koestering, warmte, zelfs genot. Zo raakte ze verstrikt in een web, waaruit ze veertig jaar later, na ruim 13 jaar hulpverlening, niet bevrijd was. Ik bewonder haar moed om de strijd met haar dissociatieve verschijnselen toch weer aan te gaan. Het is door haar geloof in Jezus Christus en de hulp van christenen, waaronder haar man, dat ze dit kan opbrengen. Maar wat is een dissociatieve stoornis?

                    Complexe dissociatieve stoornis
                    Tineke schrijft in een mail: “Wat is er toch met mij. Ene moment voel ik me sterk, kan ik de hele wereld aan, weet ik wie ik ben en wat ik wil om vervolgens een minuut later uit contact te zijn met anderen maar ook mezelf, besluiteloos, gevoelloos. Angst, maar geen idee waarom en waarvoor…. Is dit dis? Alleen zoooooo bang dat ‘jullie’ me alleen laten… En tegelijk verdraag ik niemand.
                    Wie ben ik toch?”
                    Complexe dissociatieve stoornissen zijn het gevolg van chronische traumatisering in de kindertijd. Het kind overkomt iets vreselijks, waarop het van binnenuit reageert met dissociatie, een overlevingsmechanisme, dat tijdelijk het slachtoffer beschermt tegen overweldigende emoties. Dissociatieve delen nemen soms de controle over het gedrag of de ervaring van het slachtoffer over, waardoor de angst verdwijnt, maar soms ook de herinnering.

                    Herstelproces
                    Om te herstellen moet het slachtoffer zich eerst bewust worden van de dissociaties en leren ermee om te gaan. Het is belangrijk om de dissociatieve delen die men in zichzelf ervaart te begrijpen en daardoor meer controle te krijgen over de manier waarop men omgaat met de eigen binnenwereld en de wereld daarbuiten. Het kan een lange intensieve weg zijn van oefenen en nog eens oefenen in het hier en nu. Lees het boek “Omgaan met traumagerelateerde dissociatie” van Boon, Steele en van der Hart, 2012, uitgeverij Pearson.

                    Leugens en niet helpende gedachten
                    Het is belangrijk in het herstelproces dat niet helpende gedachten en leugens ontmaskerd worden met behulp van cognitieve therapeutische methoden. Tineke denkt bijvoorbeeld, dat zijzelf de seksuele relatie met haar vader wilde. Zij nam alle “schuld” op zich, want haar lichaam had het immers fijn gevonden. Als kind besefte ze niet, dat haar vader haar grens gruwelijk overschreed. Hij was een dronkaard en gaf zijn dochter geen aandacht, behalve als hij seks had met haar. Het leidde tot een ongezonde verwevenheid, waaruit ze zichzelf nooit had kunnen bevrijden. Toen hij plotseling overleed stortte ze mentaal in. Haar gevoelens overspoelden haar en ze kon niet meer functioneren. Zo raakte ze in crisis, wat haar binnen de psychiatrie bracht. Met het medicijn haldol keerde de rust enigszins terug, maar desondanks bleven de dissociatieve episodes, wat uiteindelijk leidde tot een opname in een cib. In die tijd was ze zich weinig of niet bewust van haar traumatische jeugdervaringen, zodat ze voortdurend getriggerd werd door het pathologische gedrag, zoals automutilatie en suïcidaliteit van haar mede cliënten. De nekslag was de zelfmoord van haar cib-vriendin. Dat leidde tot een periode van uithongering, die eindigde toen ze een voedings-neussonde kreeg.

                    De feiten onder ogen zien
                    Mijn contact met Tineke begint als ze (met neussonde) hulp zoekt voor haar problemen. De meeste mensen met een dissociatieve stoornis komen niet in therapie met identiteitsproblemen, maar met klachten zoals: depressie, angst, slaap- of relatieproblemen. Ze hebben vaak geen woorden voor de verschijnselen en vinden zichzelf gek of gestoord en schamen zich. Daarom praten ze er niet over. Het begrijpen en accepteren van de dissociatieve symptomen (b.v. het gevoel geen controle te hebben en wegvallen) is een belangrijk therapiedoel. Elk dissociatief deel van de persoonlijkheid heeft het vermogen een eigen zelfbeeld te ontwikkelen en eigen ideeën rondom de wereld en andere mensen, die sterk van elkaar kunnen verschillen en (nog) niet in samenwerking met elkaar op een gecoördineerde en flexibele manier kunnen functioneren, wat deze mensen erg onzeker maakt. Bij een complexe dissociatieve stoornis is de persoonlijkheid opgedeeld in twee of meer dissociatieve delen, waarbij delen van het systeem met elkaar in aanraking komen, op elkaar reageren en elkaar beïnvloeden, zonder overeenstemming, wat veel geharrewar geeft.

                    Sommige dissociatieve symptomen gaan gepaard met het ogenschijnlijke verlies van bepaalde functies, zoals geheugenverlies en/of ze missen soms gevoel in een bepaald lichaamsdeel of voelen zich emotioneel dood, terwijl er geen neurologische aandoening aan ten grondslag ligt. Een ander deel kan weer te veel voelen. Tineke tekende zichzelf tijdens ons psychologische onderzoek zonder onderlichaam. Ze wilde of kon haar onderlichaam niet voelen; in het cib sneed ze in haar vagina en tenslotte hongerde ze zich uit als het ultieme teken van zelfverwerping.

                    Ook in het heden kunnen dissociatieve mensen “tijd kwijt” zijn, dan voert een deel van de persoonlijkheid handelingen uit waar een ander deel zich slechts beperkt of in het geheel niet van bewust is. Het je vervreemd voelen van jezelf (depersonalisatie) heeft te maken met dissociatieve delen van de persoonlijkheid. Het is een overlevingsmechanisme om te heftige gevoelens buiten jezelf te houden. Het je vervreemd voelen van je omgeving (derealisatie) kan gebeuren als een deel van de persoonlijkheid nog in traumatijd vertoeft. Slachtoffers kunnen ook last hebben van intrusies. Soms zijn dat flashbacks van traumatiserende gebeurtenissen in het verleden of is het in de vorm van onverklaarbare pijn of andere gewaarwordingen die geen duidelijke medische of fysieke oorzaak hebben of stemmen in het hoofd die commentaar geven, ruzie maken, kritiek leveren, huilen, of op de achtergrond aan het praten zijn. Tineke mailde: “Ik voel me soms zooo rustig, onvoorstelbaar en dan voor mijn idee uit het niets zo’n foute nacht. Vanmiddag ook kortsluiting in hoofd, stemmen, geschreeuw, beelden, veel flitsen in m’n hoofd…., wisselende stemmingen.”

                    Ankers om in hier en nu te blijven
                    Het is van belang om er de tijd voor te nemen om te begrijpen waar de symptomen vandaan komen en wat ze zouden kunnen betekenen. Een therapeut kan helpen om woorden te vinden voor de intrusies. Niet alle bewustzijnsveranderingen (zoals dagdromen, rijden op de automatische piloot) zijn dissociatief, maar kunnen normale verschijnselen zijn bij b.v. vermoeidheid, stress, ziekte e.d.
                    Voor het onder controle krijgen van dissociatie kan men oefeningen doen, zoals het leren gebruiken van ankers. Dat zijn objecten, geuren en smaken die helpen om in het hier en nu te blijven, vooral om je vertrouwd en veilig te voelen.

                    Splitsing in het bewustzijn
                    Globaal kun je de delen verdelen in delen, die in het hier en nu overleven en delen, die nog steeds in traumatijd verblijven. De delen in traumatijd zijn vaak niet voor rede vatbaar en erg emotioneel. Ze gedragen zich stereotiep, zijn niet in het heden georiënteerd en voelen zich vaak overweldigd.
                    De mate waarin dissociatieve delen zich van elkaar bewust zijn kan variëren van geen besef, een gedeeltelijk besef tot volledig besef van elkaar. Het is nodig om het wederzijdse besef van de delen te vergroten om tot overeenstemming te komen.

                    Sommige delen hebben een passieve invloed of gedeeltelijke intrusie. Bij mensen met een dissociatieve stoornis kan het zijn alsof er bij hem of haar compleet verschillende denkwerelden naast elkaar bestaan die elkaar niet begrijpen of die zich met totaal verschillende dingen bezighouden, die gek lijken. Hoe meer je leert begrijpen van de unieke eigenschappen van elk deel, hoe beter je zult kunnen omgaan met de invloed die zij uitoefenen. Je moet begrip leren opbrengen om tot herstel te komen.

                    Als een deel de volledige controle overneemt noemt men dat switchen. Dan ervaart men dikwijls “tijd kwijt te zijn”. De aanleiding voor het switchen is vaak stress. Voor Tineke kunnen woorden het effect hebben als een donderslag bij heldere hemel. Toen ik het woord deugdzaam gebruikte, switchte zij naar traumatijd en kon zichzelf alleen nog maar zien als het wellustige kind, dat de incest met vader zelf had gewild.

                    De delen hebben een beperkt repertoire van gedrag en emoties, maar kunnen uitbreiden naar de mate dat zij in het hier en nu functioneren. Soms handelt een deel zeer autonoom en bewaart een ander deel de traumatische herinneringen, waardoor hij/zij alleen maar kan huilen. Tineke had periodes dat ze alleen kon huilen, overspoeld door verdriet. Hoe complexer de opdeling van de persoonlijkheid blijkt te zijn, hoe beperkter het integratieve vermogen van de persoon. Bij Tineke ziet dit er gunstig uit, gezien het beperkte aantal delen. Er zijn jonge delen: deze delen zijn in traumatijd in verschillende vroegere ontwikkelingsfasen blijven steken. Ze hebben vaak onopgeloste gevoelens van verlangen, eenzaamheid, afhankelijkheid, wantrouwen, behoefte aan troost, angst voor afwijzing of de vrees in de steek gelaten te worden. Soms ontkennen ze deze behoeften juist en wijzen die af. Tineke is zich bewust van haar grote angst in de steek gelaten te worden.

                    • Helpende delen. Helpen de andere delen voor het welzijn en kunnen heftige gevoelens reguleren, vaak als gevolg van een rolmodel in de buurt of uit een boek. Deze delen kunnen een hulpbron zijn voor de persoon als geheel bij het aanleren van de vaardigheden die noodzakelijk zijn om emoties te kunnen reguleren en empathie voor de andere meer interne delen te leren. Tinekes begeleiders, man en therapeut zijn belangrijke rolmodellen voor haar, waar ze zich voortdurend aan spiegelt.
                    • Delen die oorspronkelijke daders imiteren. Zij namen pijnlijke ervaringen van boosheid, hulpeloosheid, soms van schuld en schaamte op zich. Het zijn “daderdelen”, die beschadigend kunnen zijn. Een enkele keer manifesteert zich zo’n deel. Dan wordt Tineke grof in de mond en/of steekt haar middelvinger op naar anderen om haar gevoelens van afhankelijkheid en kwetsbaarheid te overschreeuwen.
                    • Vechtdelen. Nauw verwant aan de daderdelen zijn de vechtdelen, die ruziën en /of vechten en veel last kunnen veroorzaken. Ze overschreeuwen gevoelens van onmacht en onzekerheid (overcompensatie).
                    • Delen die met schaamte beladen zijn. Die moeten ook via de weg van empathie geïntegreerd worden ook al schaamt ze zich ervoor. Het waren overlevers in zware tijden, maar nu moet Tineke de juiste context bezien.
                      Delen vermijden elkaar onderling vaak, dat heet: de fobie voor de dissociatieve delen. Daardoor is er veel interne strijd, die energie kost.

                    Herstel
                    Alleen door erkenning en acceptatie is het mogelijk jezelf op een positieve manier te veranderen en op een zo goed mogelijke, volwassen manier te functioneren. In de schematherapie leren we, dat de gezonde volwassene sterker moet worden ten koste van de kinderen e.a. Het is een moeizaam en tijdrovend proces.

                    Tineke doorzoekt haar heden en verleden door erover te schrijven en naar mij te mailen. Meestal heb ik een antwoord, dat cognitief helder is en haar meer in de realiteit brengt. Zo groeit de gezonde volwassene. Ook de gelovige Tineke groeit in haar vertrouwen op God en Jezus. We erkennen dat God ons vormt naar het beeld van zijn zoon Jezus. Dus is Jezus ons rolmodel. Hij adviseert de gelovigen om zonder zorgen te leven en alle zorgen bij God te brengen onder dankzegging, daarbij te vertrouwen dat God alle problemen voor ons oplost. Zo’n zorgeloze houding is het omgekeerde van het bange kind, dat zich overgeleverd voelt aan de barbarij en alleen maar ellende verwacht. Natuurlijk empathie voor dat kind, maar beseffen dat de werkelijkheid nu totaal anders is, omdat er verbinding is met de Allerhoogste. Maar vroeger dan? Zorgt God dan niet voor de kinderen? Oei, wat een moeilijke vraag. Als ik de Bijbel lees, dan leer ik, dat God de mensen de verantwoordelijkheid toekent voor hun eigen kinderen te zorgen en ook een opdracht geeft om voor elk kind, dat op zijn of haar pad komt en het nodig heeft, zo mogelijk te zorgen.

                    Dit artikel is geschreven door de christelijke psychologe drs. Marrie van der Feen. Zij heeft een eigen praktijk: stichting Petra in Middelburg voor een grote verscheidenheid aan problematiek. Van relatieproblemen, angsten, burn-out, depressie tot ernstige traumatisering.

                    Bron: uitdaging.nl

                    #248994
                    mara
                    Lid LSG

                      Melissa heeft DIS: ‘Het is best lastig om het alle delen naar de zin te maken’

                      Dat ze vaak ‘weg’ was, wist Melissa (28) wel. Maar niet dat andere identiteiten haar gedrag en gedachten overnamen. Ze heeft een dissociatieveidentiteitsstoornis en draagt zo’n vijftig delen in zich.

                      ‘Vanaf mijn zevende weet ik niet beter dan dat ik best vaak tijd ‘kwijt’ was. Ik dacht dat iedereen dat weleens had. Ook was er veel chaos in mijn hoofd, in de zin dat ik veel verschillende interne stemmen hoorde. Maar ook dat was voor mij normaal. Ik zag het als ‘met mezelf overleggen’ over wat ik wel of niet ging doen. Op de basisschool sprak ik er niet over. Ik had niet veel vriendinnen en in de tweede klas van de middelbare school werd ik opgenomen in een kliniek vanwege een eetstoornis. Ik was ‘dat meisje met problemen’. Ik hoorde er niet bij. Zelfs met de twee vriendinnen die ik wel had, ging het tijdens gesprekken nooit over emotionele dingen. Het enige wat we deden, was samen winkelen. Ik denk omdat ik bang was om echt contact aan te gaan. Ik wilde zo graag normaal zijn. Niet opvallen.’

                      Tropische zwemhel
                      ‘Ik ben misbruikt door drie verschillende mannen. De eerste keer toen ik zeven was. Samen met mijn ouders was ik in een bungalowpark. Ik was een echt waterratje, daarom maakten mijn ouders zich geen zorgen toen ik een stukje alleen ging zwemmen in het tropische zwemparadijs. Ik was bij een beschut stukje, tussen allemaal palmbomen, toen een onbekende man me insloot. Hij zei dat ik stil moest zijn. Zat aan me. En ik moest aan hem zitten. Ik vond het heel eng en vies. Toen hij me uiteindelijk liet gaan, dacht ik: ik ga gewoon een stuk onder water zwemmen, dan spoel ik het van me af. Ik heb geen broers of zussen, en aan mijn ouders durfde ik het niet te vertellen. Ze hadden in korte tijd veel te verstouwen gehad door een aantal sterfgevallen in de familie, en ik wilde ze niet lastigvallen of laten schrikken.

                      Ik was altijd was gek op zwemmen, maar na die dag lukte dat niet meer zonder misselijk te worden. Ook kreeg ik geen lasagne meer door mijn keel: het eten dat mijn moeder meestal maakte als ik naar het zwembad was geweest. In mijn hoofd was die traumatische gebeurtenis gelinkt aan het zwemmen, en aan dat specifieke eten. Ik denk ook dat daar de kiem is gelegd voor mijn eetprobleem: door de associatie met het misbruik, en doordat ik de controle over mijn lichaam terug wilde krijgen.

                      Helaas bleef het niet bij die ene keer, van mijn zevende tot mijn vijftiende ben ik misbruikt door een oom. We hadden vaak familiefeestjes met veel mensen waarvoor een zaaltje werd afgehuurd. Mijn oom volgde me op die gelegenheden naar het toilet en zat dan aan me. Het viel niemand op, mijn ouders dachten dat ik aan het spelen was met mijn neefjes en nichtjes. Weer durfde ik niets te zeggen. Mijn oom bedreigde me. Hij zou ervoor zorgen dat iedereen om wie ik gaf kapot zou gaan. Ik was doodsbang. Hij zei: ‘Wie denk je dat ze zouden geloven: mij of zo’n labiel meisje als jij, met een eetstoornis?’ Ook wist ik dat er veel zou veranderen als ik het zou vertellen. Mijn moeder zou zich verscheurd voelen tussen haar familie en mij.’

                      Seksueel roofdier
                      ‘Op mijn dertiende werd ik voor mijn eetstoornis opgenomen in een kliniek. Ik kwam tijdens de behandeling iets aan en tijdens de eerste de beste familiebruiloft sloot mijn oom me op in het toilet. ‘Nu heb ik eindelijk weer iets om vast te pakken,’ zei hij. Ik wist niet hoe snel ik de kilo’s er weer af moest krijgen. Uiteindelijk ging het zo slecht met me dat ik op een gesloten afdeling terechtkwam. Ik denk dat als je eenmaal bent misbruikt, seksuele roof-dieren je kwetsbaarheid kunnen ‘ruiken’.

                      Je wordt een soort magneet voor foute mannen. Zelfs in de kliniek. Ik werd misbruikt door een sociotherapeut, de man die elke dag sondevoeding bij me in moest brengen. Verzetten was geen optie. Wie zouden ze geloven, mij of hem? Na een aantal maanden kwam ik terecht op een reguliere afdeling. Daar zaten mensen met ook heel andere problemen, zoals psychoses, die soms vanuit het niets heel heftig konden reageren, bijvoorbeeld door keihard met deuren te slaan of tegen de muur te bonken. ’s Nachts werd ik vaak wakker van geschreeuw. Dan kroop ik in elkaar van angst. Ik voelde me totaal niet veilig en heb aan die periode een posttraumatische stressstoornis (PTSS) overgehouden.

                      Lees dit premiumartikel uit de Viva verder via Blendle.com of als lid van LSG in het ledendeel. Ben je nog geen lid van LSG, dan kun je je hier registreren.

                      #250876
                      Mark
                      Moderator

                        Dagdroomsyndroom

                        Wat is het dagdroomsyndroom precies?
                        Het dagdroomsyndroom is een heel bijzonder syndroom. Iemand die eraan lijdt brengt veel van zijn tijd door in zijn fantasieën en is volledig losgekoppeld van de werkelijkheid. Hoewel we allemaal dagdromen, zijn er mensen die het overmatig doen. Hierdoor raken ze geïsoleerd, en ze beginnen dingen als voedsel, verantwoordelijkheden en relaties te verwaarlozen.

                        Als we het hebben over een syndroom, maak je je misschien zorgen, omdat je denkt dat we in ogenschijnlijk normale dingen pathologieën beginnen te zien. Laten we dus eerst duidelijk maken dat al het gedrag dat het dagelijks leven van iemand verstoort vanuit een klinisch oogpunt wordt geanalyseerd.

                        Als iemand zijn fantasie of dagdromen gebruikt om zichzelf te urenlang te isoleren van de werkelijkheid of om te vluchten van een emotioneel conflict of trauma, waarbij hij zichzelf verwaarloosd, spreken we van pathologisch gedrag.

                        Dagdromen op zichzelf is dus geen probleem. Zolang we onze taken nog uit kunnen voeren en kunnen functioneren, in ieder geval. Zo’n 95% van de bevolking valt in deze categorie. Bovendien dagdromen we allemaal, en daardoor activeren we ontelbare gebieden in de hersenen.

                        Structuren zoals de prefrontale cortex, het limbisch systeem en verschillende corticale gebieden die betrekking hebben op sensorische informatie helpen ons te reflecteren over bepaalde gebieden van ons leven, nieuwe projecten te voeden en onze stemming te verbeteren.

                        Dagdromen zijn kleine momenten in de dag waarop onze hersenen de resetknop indrukken. Zo kunnen we even uitrusten, en dat is goed voor ons welzijn. Het is echter een probleem als we deze fantasiewereld vaker opzoeken dan ons echte leven.

                        Achter het dagdroomsyndroom schuilen vaak andere problemen. Dit kan gaan om diverse trauma’s, een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, achterliggende conflicten, en nog veel meer.

                        Laten we eens naar wat meer gegevens kijken.

                        De kenmerken van het dagdroomsyndroom
                        Het dagdroomsyndroom staat (nog) niet in het the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-V). We verwachten wel dat het in de toekomst vermeld zal worden, nu er meer onderzoek naar wordt gedaan. Het kreeg al in 2002 een naam, toen psychiater Eliezer Somer van de Universiteit van Haifa in Israël erover sprak. Hij gaf het zijn naam en beschreef de symptomen die ermee worden geassocieerd.

                        De symptomen omvatten:

                        • Deze patiënten zijn dagdromers. Ze creëren hun eigen personages en dompelen zichzelf onder in complexe, gedetailleerde en levendige verhalen.
                        • De fantasieën hinderen hun ware leven. Iedere dagelijkse stimulus kan leiden tot een nieuw verhaal, een nieuw plot waar ze zich in kunnen verliezen zonder acht te slaan op wat ze op dat moment aan het doen zijn.
                        • Ze verwaarlozen hun verantwoordelijkheden, inclusief voedsel en hygiene.
                        • Ze lijden aan slaapproblemen.
                        • Als ze wakker zijn, zie je vaak repetitieve en stereotype bewegingen, waaronder gezichtsuitdrukkingen.
                        • Ze mompelen met een zachte stem tijdens de fantasieën, waarbij ze hun eigen dromen regiseren.
                        • Deze fantasieën kunnen uren aanhouden. Ze worden angstig als ze hiermee moeten stoppen en terug moeten keren naar de werkelijkheid, vergelijkbaar met een verslaving.

                        Wat schuilt er achter het dagdroomsyndroom?
                        Zoals we al hebben aangegeven, is deze stoornis nog volop in de onderzoeksfase. Er zijn echter veel psychiaters en psychologen die dagelijks patiënten met het dagdroomsyndroom behandelen. We kunnen ook zien dat er steeds meer artikelen worden gepubliceerd, zodat we meer gegevens en behandelopties krijgen. Daardoor wordt deze aandoening steeds meer afgebakend en praktijkervaring bevestigt de informatie waarover we beschikken.

                        Het dagdroomsyndroom gaat vaak gepaard met andere problemen, zoals andere stoornissen. Dit zijn de volgende:

                        • Mensen die mishandeld zijn of andere traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt.
                        • Patiënten met depressie kunnen ook aan het dagdroomsyndroom komen te lijden.
                        • Mensen met een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis.
                        • Borderline persoonlijkheidsstoornis of associatieve stoornissen.
                        • Mensen met autisme hebben ook de neiging tot het ontwikkelen van dit syndroom.

                        Behandelingen voor het dagdroomsyndroom
                        De deskundige die werkt met patiënten die lijden aan het dagdroomsyndroom willen er eerst achter komen wat de achterliggende oorzaak van de stoornis is. De therapeutische strategie is daarom niet hetzelfde voor iemand met een depressie als voor iemand met een compulsief-obsessieve stoornis. Dat is de uitdaging en het beginpunt van waar we deze stoornis moeten benaderen.

                        Het is ook interessant om te weten dat psychiater Eliezer Somer een schaal heeft ontwikkeld waarmee we deze aandoening kunnen diagnosticeren. Deze schaal bestaat uit veertien meetpunten waarmee we de stoornis definiëren. Het is erin geslaagd om deze stoornis van andere stoornissen te onderscheiden, zoals schizofrenie of psychose.

                        Aan de andere kant is er een psychotherapeutische techniek genaamd EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) die een hele efficiënte behandeling biedt. Het is een interessante benadering waarmee we emotionele problemen die veroorzaakt worden door traumatische gebeurtenissen op kunnen lossen. Francine Shapiro heeft deze techniek in 1987 ontwikkeld.

                        “Soms krijgt de geest zo’n klap dat hij zich verstopt in zijn eigen eenzaamheid. Soms is de werkelijkheid alleen maar pijnlijk, en om aan die pijn te ontsnappen, moet de geest de werkelijkheid achter zich laten.”

                        –Patrick Rothfuss–

                        Op diezelfde manier is cognitieve gedragstherapie ook een effectieve behandeling. De doelstellingen van deze therapie zijn als volgt:

                        • De persoon weer terugkrijgen in de werkelijkheid.
                        • Het bevorderen van gereguleerde activiteiten en tijdsmanagement.
                        • Stimuli identificeren die dagdromen genereren.
                        • Het verbeteren van de aandacht.
                        • Gezonde leefgewoontes aanleren.
                        • Het bevorderen van interesses die de patiënt bij dagelijkse dynamiek betrekken.

                        Conclusie
                        Tot slot is het belangrijk om te weten wanneer bepaald gedrag in de weg staat van onze dagelijkse verantwoordelijkheden en de mogelijkheid op een vol, gelukkig en verantwoord leven. Het dagdroomsyndroom kan een drug zijn die we gebruiken om ons te isoleren van een werkelijkheid die ons pijn doet of waar we geen nut in zien.

                        Bron: verkenjegeest.com

                      10 berichten aan het bekijken - 11 tot 20 (van in totaal 32)
                      • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.
                      gasten online: 39 ▪︎ leden online: 1
                      Kaia
                      FORUM STATISTIEKEN
                      topics: 3.769, reacties: 21.167, leden: 2.814