› Forum Lotgenoten Seksueel Geweld › Achtergrond & Informatie › Boeken: ervaringsverhalen & fictie › Verdwijnpunt – Wytske Versteeg
Tags: incest, kindermisbruik
- Dit onderwerp bevat 1 reactie, 2 deelnemers, en is laatst geüpdatet op 01/11/2021 om 11:58 door mara.
-
AuteurReacties
-
18 maart 2021 om 21:26 #257707LukaModerator
Samenvatting
‘“Er zijn dingen met me gebeurd/ dingen zo groot dat ik er niet om kan huilen”. Dat is een manier om het te zeggen, de woorden van iemand anders te lenen. Maar niet zonder me af te vragen of die woorden niet al te groot, te melodramatisch zijn voor iets wat zo vaak voorkomt als seksueel geweld.’Verhalen over verdriet en pijn krijgen vaak de vorm van een sprookje: we overwinnen de draak, komen terug uit de afgrond en leven nog lang en gelukkig. Moeilijker wordt het wanneer dat niet lukt. Als je opgesloten blijft in een ervaring, de pijn niet verdwijnt, de angst niet weggaat. Welk contact blijft er over als niets meer vanzelf spreekt? Welke woorden heb je nodig als de taal verdwenen lijkt?
Verdwijnpunt is een persoonlijke zoektocht langs de verschillende facetten van pijn en de gevolgen van geweld en machteloosheid. En daarmee ook, uiteindelijk, naar wat het betekent om te leven en kwetsbaar te zijn.1 november 2021 om 11:58 #264487maraLid LSGNa publicatie van haar boek Verdwijnpunt, over het gesprek over misbruik, kreeg Wytske Versteeg vaker de vraag of het schrijven van het boek haar goed had gedaan. Ironisch, omdat het boek juist ging over onze neiging verhalen over geweld te versimpelen. Dat kan anders, betoogt ze.
Het geblaf van de hond was het eerste wat ik hoorde. Ik stond te wachten op een ov-fiets en kon door het raam zien hoe de hond tekeerging op het plein voor het station. Het was een stevig beest, type bulterriër en eerst dacht ik dat de hond iemand aanviel, dat dat het probleem was. Pas toen ik naar buiten liep, zag ik dat de hond bij een vrouw hoorde die duidelijk overstuur was, en ook zag ik nog net een man wegrennen en verdwijnen in een tunneltje dichtbij. Een omstander ging achter hem aan en daarna wist niemand precies wat te doen. De hond kalmeerde en de vrouw huilde. Terwijl we op de politie wachtten, vertelde de vrouw me dat de weggerende man haar ex-vriend was, die haar al tijden stalkte en nu haar telefoon gestolen had. Toen de politie uiteindelijk arriveerde en het contact met de vrouw geroutineerd overnam, fietste ik naar de school waar ik op datzelfde moment een lezing had moeten geven. Er waren nog zo’n tien minuten over van de les, en het voorval met de vrouw had me geraakt, haar wanhoop die zo duidelijk voelbaar was. Dus vertelde ik de leerlingen over wat er was gebeurd, waarom ik te laat was. Ik gebruikte de gelegenheid om iets te zeggen over geweld, over hoe ingewikkeld het is om daarover te praten op een eerlijke manier. Ik zei iets over hoeveel moeite het kan kosten om te worden geloofd, omdat we altijd denken dat geweld ergens anders plaatsvindt en over anderen gaat, anderen die we niet zozeer zien als echte mensen, maar eerder als symbolen, als Slachtoffers en Daders. De leerlingen leken onder de indruk en ik vertrok met het idee dat we een goed gesprek hadden gevoerd. Tot ik door puur toeval hun docente de volgende dag opnieuw sprak. Of het echt gebeurd was, had de klas haar later gevraagd. Of het waar was wat ik had verteld.
Er was eens een onschuldig meisje dat iets vreselijks overkwam
De docente opperde dat die vraag eruit voortkwam dat ik was aangekondigd als romanschrijver, en misschien had ze gelijk. Waarom zou je iemand vertrouwen die haar beroep heeft gemaakt van dingen verzinnen? Maar zelf denk ik dat het ongeloof van de leerlingen precies dat weerspiegelde waarover ik nu juist met hen had willen praten: de moeilijkheid van een echt gesprek over geweld.Vorig jaar verscheen mijn boek Verdwijnpunt, waarin ik probeer te schrijven over de gevolgen van herhaald seksueel geweld in mijn eigen leven. In interviews en gesprekken werd me daarna vaak gevraagd of het schrijven van dat boek me goed had gedaan. Onverwacht kwam die vraag niet, maar ironisch was het wel. Want Verdwijnpunt draaide er nu juist om dat de verhalen die we vertellen over de gevolgen van geweld meestal te simpel zijn. Vaak volgen ze de vorm van een sprookje: er was eens een onschuldig meisje dat iets vreselijks overkwam, maar het is haar gelukt om de draak te verslaan en ze leefde nog lang en gelukkig. In goede tijden denk ik dat de opgaande lijn van dat plot mijn leven wel min of meer vangt, maar minstens even vaak staat het pijnlijk ver weg van de veel complexere waarheid. Dus ben ik allergisch voor alles wat me in de oren klinkt als een poging tot simplificatie. De vraag of het schrijven van het boek me heeft geholpen, is zonder twijfel goedbedoeld, maar lijkt ook voort te komen uit ongemak over het ontbrekende gelukkige einde. Als het boek zelf dan niet goed afloopt, hielp dan tenminste het schrijven ervan?
Maar nu klink ik cynischer dan gerechtvaardigd. Zo goed ben ik zelf ook niet in het voeren van gesprekken over wat te pijnlijk voor woorden is. Die uitdrukking gebruiken we doorgaans voor iets wat vooral gênant is, maar misschien staat dat niet eens zo ver af van de pijn die ik hier bedoel. Die maakt ons ongemakkelijk, omdat we er geen vorm voor hebben in de alledaagse routine, de smeerolie van onze taal. Met het wegvallen van die routine zijn we plotseling niet meer in staat om vragen te negeren waar we doorgaans liever niet bij stilstaan: wie we eigenlijk zijn, wie de ander is, en hoe ver zijn leven is verwijderd van het onze. Wat er, wanneer het erop aankomt, echt te zeggen valt.
Onze veilige samenleving is verslaafd aan geweld
Dat ongemak bevindt zich in een grijs gebied tussen twee extremen. Journalistieke berichten over echt geweld worden steeds vaker voorafgegaan door de aankondiging dat dat wat volgt schokkend kan zijn. Ook in de collegezalen bestaat de neiging om zelfs de meest indirecte verwijzing naar geweld of mentale pijn met waarschuwingen te omkleden of zelfs helemaal te willen schrappen, uit angst iemand te kwetsen. Zo wordt het al potentieel riskant om te willen praten over hoe we praten over geweld.Maar tegelijkertijd is onze veilige samenleving verslaafd aan geweld, of tenminste aan de verhalen erover. Alleen lijken de slachtoffers in thrillers zelden op echte mensen. Als ze het geweld overleven zijn ze altijd uitzonderlijk heldhaftig, en als er al aandacht wordt besteed aan de pijn die daarna komt, is dat in hooguit een paar zinnen. Het geweld zelf wordt wel breed uitgemeten en is doorgaans extreem gruwelijk, op het groteske af, alsof het dan pas telt. En ook bij waargebeurde verhalen zoeken we graag naar de sensatie. Een journalist die me interviewde na het verschijnen van Verdwijnpunt, vroeg of ik niet wat meer details kon geven over wat er vroeger precies was gebeurd. Anders, zei ze, zouden de lezers van het interview misschien niet in de echtheid ervan geloven. Zo’n vraag naar bewijs is niet per se onschuldig, want hoeveel moet je overleggen voordat je ervaring als ‘echt’ geaccepteerd wordt? Hoe gedetailleerd, hoe grafisch moeten daarvoor de details zijn die je geeft, hoe pijnlijk precies?
Empathie is ook een economische beslissing
Wie een ervaring deelt, raakt het alleenrecht erop kwijt. Dat is altijd een risico, want wie weet vooraf zeker of de ander luistert? Mogelijk wordt wat je zegt gebagatelliseerd, of afgedaan als onbelangrijk; mogelijk wordt er overheen gepraat. ‘Ik weet niet wat je onder aanranding verstaat’, reageerde ooit iemand die ik tot dat moment als goede vriend beschouwd had – en twintig jaar later kost het me nog steeds moeite om dit op te schrijven, ben ik nog altijd bang dat anderen door zijn reactie ook gaan twijfelen. Want empathie is ook een economische beslissing, meeleven is tot op zekere hoogte een keuze. Het is de uitkomst van een afweging die je niet per se bewust maakt: ben je bereid om op dit moment energie te investeren in deze persoon, in een mogelijk complex verhaal?Wytske Versteeg (1983) publiceerde de non-fictieboeken Dit is geen dakloze en Verdwijnpunt en de romans De wezenlozen, Boy, Quarantaine en Grime. Ze won de Vrouw-DebuutPrijs, de BNG Nieuwe Literatuurprijs en de Frans Kellendonkprijs. Op 4 november verschijnt een uitgebreide versie van Verdwijnpunt. Dit essay is een bewerkte versie van het nieuwe nawoord.
Onlangs, toen het me niet erg goed ging, zei iemand die me misschien beter kent dan wie ook, dat hij zich op zulke momenten geregeld voorstelde dat ik op de bodem van een donkere put zat. De trap naar beneden kon hij een heel eind afdalen, maar ondanks zijn beste pogingen kon hij het diepste zwart, de bodem waar ik zat nooit echt bereiken. Wat hij kon doen was op die trap blijven zitten, een aantal treden boven mij, hopen dat dat genoeg zou zijn maar dat nooit zeker weten. Zelf ken ik die plek ook, en ik weet dat het niet simpel is om daar te zitten. Het is veel gemakkelijker om boven te blijven en vanaf die veilige, beter verlichte plek adviezen te roepen naar het donker beneden. Maar uiteindelijk is echt goed luisteren misschien wel de bereidheid om de ander te blijven horen – ook als je hem niet begrijpt, als wat hij zegt niet strookt met je eigen overtuiging, als je het oneens bent met de personages of denkt dat er een betere manier is om het verhaal te vertellen.
Wie is de ander?
De Amerikaanse antropoloog Keith Basso deed veldwerk onder de westelijke Apache. Omdat zij veel vaker zwegen dan hijzelf gewend was, vroeg hij hun wanneer het passend was om stil te zijn. De situaties die zijn informanten noemden liepen uiteen van de eerste ontmoeting met een vreemde, via kinderen die thuiskomen na lang weg te zijn geweest tot iemand het hof maken of, en dat is hier misschien het meest van toepassing, het meemaken van andermans intense woede of diepe verdriet.De rode draad tussen die nogal uiteenlopende situaties is dat je niet weet wie de ander is, of waar die zich precies bevindt. Als een volkomen onbekende zichzelf te snel introduceert, is hij vermoedelijk niet te vertrouwen, heeft hij iets van je nodig. Maar ook bekenden kunnen in vreemden veranderen, niet langer ‘zichzelf’ zijn: door extreme emoties, of simpelweg door het verstrijken van de tijd en langdurig contact met anderen. Op al die momenten lijkt het verstandig om niet te snel te spreken, maar af te wachten tot je beter kunt inschatten wie deze ander is, waar die zich nu bevindt, wat er te zeggen valt.
Als het gaat om de ervaring van een ander, bevind je je altijd in onbestemd gebied. De meeste mensen worden daar ongemakkelijk van, ruilen twijfel liever zo snel mogelijk in voor een nieuwe zekerheid, een simpeler verhaal.
Echte daders en slachtoffers zijn anders dan je denkt
Uiteindelijk is dat de overeenkomst tussen die twee extremen van het spectrum, tussen enerzijds die verslaving aan het gruwelijkste geweld in fictie en anderzijds de neiging om elke verwijzing naar geweld dat daadwerkelijk plaatsvond als ‘te heftig’ te beschouwen en met waarschuwingen te omkleden.Beide extremen zijn een versimpeling; beide maken het moeilijker om eerlijk over geweld te praten. Want waarom zou je nog proberen om naar de ervaring van een ander te luisteren, als een waarschuwing vooraf al suggereert dat die inspanning je kan beschadigen? En ook het andere uiterste is een vertekenende lens. Het extreme geweld uit thrillers bagatelliseert de soms verwoestende gevolgen van alledaags, doorgaans veel minder grotesk geweld. Echte daders lijken zelden op die geliefde karikatuur van de seriemoordenaar, die steevast voor het einde netjes wordt opgepakt en opgeborgen. Bij echt geweld stopt het verhaal heel ergens anders, misschien nooit. En ook echte slachtoffers zijn anders dan je denkt, zoals ik zelf laatst weer eens merkte. Op bezoek bij een opvang voor slachtoffers van geweld, was ik verrast door de meisjes die er woonden: door hun levendigheid, de rumoerige manier waarop ze doodgewoon tieners waren. Blijkbaar had ik onbewust toch tragisch bleke, stille slachtoffers verwacht. Zo verslavend zijn ze, die eendimensionale, eenvoudig te begrijpen personages, dat ik na jaren noodgedwongen nadenken over dit onderwerp nog steeds in de val loop die echte mensen tot symbolen maakt.
De moed om ongemakkelijk en stil te zijn
In het Engels kun je spreken over de granularity van een verhaal, een woord waarvoor ik geen goede vertaling weet. Korrelig, misschien, zoals je ooit kon spreken over de korrel van een analoge foto. De eerlijkheid van een gesprek over geweld wordt niet bepaald door grafische details om een verhaal geloofwaardiger te maken. Het wordt bepaald door de wil om, tegen alle automatismen in, te blijven proberen om de korreligheid te zien van zo’n ervaring, en van alles wat erna komt. Om plek te maken voor het feit dat wat van veraf zo eenvormig en massief lijkt, uiteenvalt in kleine deeltjes, waardoor er was eens en er was niet heel goed tegelijkertijd kunnen bestaan. En door de bereidheid, nee, de moed van de luisteraar om aan het gladde oppervlak voorbij te luisteren, om ongemakkelijk en stil te zijn. Om niet te weten wat je kunt zeggen, en desnoods alleen dat te zeggen; nooit te weten of het genoeg zal zijn, en desondanks te blijven.Bron: Trouw >>
-
AuteurReacties
- Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.