Onderzoek naar jonge mensenhandelaren

Forum Lotgenoten Seksueel Geweld Achtergrond & Informatie Opinie & actualiteit Onderzoek naar jonge mensenhandelaren

  • Dit onderwerp bevat 3 reacties, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 13/03/2021 om 13:53 door Luka.
4 berichten aan het bekijken - 1 tot 4 (van in totaal 4)
  • Auteur
    Reacties
  • #257627
    Luka
    Moderator

      Onderzoek naar jonge mensenhandelaren
      Pubers en pooiers

      Daders van seksuele en criminele uitbuiting zijn opvallend jong, schrijft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in zijn meest recente ‘dadermonitor mensenhandel’. Deskundigen zien dat ze vaak dezelfde achtergrond hebben, van trauma’s, instabiele gezinnen, schulden en schooluitval – en dat ze elkaar opzoeken

      ‘Jammer genoeg verplaatsen we heel veel kinderen in de jeugdzorg. En sommige kinderen hebben in allerlei voorzieningen gezeten en kennen elkaar daarvan’, zegt Anke van Dijke. Zij is bestuurder bij Fier, een organisatie die zich bezighoudt met geweld in relaties, waaronder seksuele uitbuiting. Keetie Saman, zorgcoördinator in Zeeland ziet dat deze jongeren elkaar via sociale media opzoeken. ‘Ze kennen elkaars kwetsbaarheden. Ze weten dat dit meiden of jongens zijn die bijvoorbeeld al eens geprostitueerd zijn of al eens in de drugs hebben gewerkt. Dus nou, die willen dat misschien wel weer doen. Dus ze gaan naar mekaar op zoek’.


      Bron: VPRO / Argos >>

      #257628
      Luka
      Moderator
      Topic starter

        ‘We hebben allemaal vermoedens dat zij zich prostitueert’

        De aanpak van mensenhandel hapert door stroeve samenwerking tussen politie en jeugdzorg

        Jongeren die seksueel worden uitgebuit, hebben vaak al een wolk aan hulpverleners om zich heen. Signalen van mensenhandel zijn binnen de instelling soms wel bekend, maar bereiken de politie niet. Zes jaar na een ambitieus actieplan hapert de samenwerking tussen hulpverleners en agenten nog altijd.

        Ze was al een paar weken zoek en hulpverleners maakten zich ernstige zorgen. ‘Meisje X’ had immers al een ‘turbulent leven achter de rug’ en was al eerder slachtoffer van seksueel geweld. Het meisje zat in verschillende instellingen en liep daar vaak weg. Op het bureau van de Haagse politie beschrijft rechercheur Krista nauwgezet een casus die ze zich nog goed kan herinneren. Haar achternaam wil ze liever niet in dit artikel. Als operationeel specialist bij het team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel helpt het om relatief anoniem je werk te kunnen doen. ‘Het kan heel handig zijn om niet op het internet te vinden te zijn.’

        Het zijn Krista en haar collega’s die in actie komen bij vermoedens van mensenhandel, zoals na de melding over meisje X. Rechercheurs komen het zeventienjarige meisje op het spoor. Ze zou zich bevinden in een woning van een man – begin 20 – met ‘een waslijst aan antecedenten op zijn naam’, zoals: diefstal, heling, straatroof en mishandeling. In het huis treft de politie niet alleen het vermiste meisje, maar ook een leeftijdsgenootje aan (‘Meisje Y’). Ook zij blijkt te zijn weggelopen uit een jeugdzorginstelling. Beide meisjes werkten in de prostitutie voor de man, zal later uit het opsporingsonderzoek blijken.

        De rechercheurs nemen contact op met de jeugdzorginstelling, waaruit meisje Y is weggelopen. Geconfronteerd met de ernstige situatie die de agenten hebben aangetroffen, toont een begeleider van het meisje zich allerminst verrast. Krista: ‘De begeleider zei: ‘We weten allemaal dat zij zich vermoedelijk prostitueert.’ Hulpverleners blijken al jaren zorgen te hebben. Ook hebben ze aanwijzingen dat klanten zich via social media melden, maar deelden deze signalen niet met de politie.

        ‘Met die informatie hadden we misschien kunnen zorgen dat dit meisje eerder uit de prostitutie was gehaald’, verzucht Krista. Het verhaal is volgens haar illustratief voor de soms stroeve samenwerking tussen hulpverleners in jeugdzorg en de politie-eenheden die belast zijn met de opsporing van mensenhandel. Signalen die kunnen duiden op uitbuiting van minderjarigen worden door hulpverleners te weinig gedeeld, waardoor de politie er maar moeilijk grip op krijgt.

        ‘Sneeuwbaleffect’
        CoMensha, het coördinatiecentrum dat mensenhandel in Nederland monitort, registreerde 110 minderjarige slachtoffers over 2019. Opsporingsdiensten zijn verplicht bij CoMensha te melden, dat geldt niet voor jeugdzorginstellingen. De meldingen komen met name van de politie en zorgcoördinatoren. Het geringe aantal meldingen staat in schril contrast met de vermoedelijke omvang van de problematiek. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel schat dat jaarlijks 1.300 kinderen seksueel worden uitgebuit.

        Het gebrek aan concrete signalen maakt het voor de politie ingewikkeld om mensenhandel op te sporen, licht specialist Krista toe. ‘Je zal kinderen nauwelijks aantreffen achter het raam of in een seksclub. Dat is ook logisch, want dat mag niet en dit wil je verbergen.’ De seksuele diensten van kinderen worden aangeboden via versleutelde chatdiensten zoals Telegram of WhatsApp. Vervolgens ontmoeten ze hun klanten in auto’s, hotelkamers of ergens thuis. Soms vinden agenten zo’n meisje na een melding van geluidsoverlast. ‘Dan wordt ze in een junkpand aangetroffen met een aantal kerels die geen goed verhaal hebben. Maar er liggen wel overal condooms. Dan belt de agent ons team.’

        De verhalen van de meisjes X en Y zijn kenmerkend voor het soort zaken die op het politiebureau belanden. Opvallend vaak betreft het meisjes die al hulp krijgen. Deze kinderen krijgen thuis hulpverleners over de vloer of wonen in jeugdzorginstellingen. In de meest gesloten instellingen – JeugdzorgPlus – leven jongens en meisjes met vaak een mix van problemen, zoals: trauma’s, een verslaving of agressie. Omwille van hun veiligheid, bijvoorbeeld het risico op uitbuiting, zijn de kinderen door een rechter ‘gesloten geplaatst’.

        Juist de meest ‘ernstige gevallen’ die het Haagse mensenhandelteam opspoort, zijn vaak al eerder weggelopen uit JeugdzorgPlus, legt Krista uit. Na een tijd ‘vergaat’ hun plek in de instelling. Als een kind weer wordt teruggevonden, moet het vaak naar een andere locatie verhuizen. ‘Deze meisjes hebben op zoveel plekken gezeten dat ze veel kinderen uit andere instellingen kennen.’ Ze ziet hierdoor een soort ‘sneeuwbaleffect’ ontstaan, waarbij kinderen elkaar meenemen naar foute plekken. ‘Dan loopt een minderjarige weg uit een instelling, komt bij een foute kerel terecht en geeft daarna dat adresje door aan de andere meiden in de instellingen. Dan zegt een meisje: ‘Joh, als jij ook wegloopt, kan je daar wel verblijven. Dan moet je misschien dit en dat doen, maar dat is het wel waard.’

        Actieplan
        Dat zulke signalen nauwelijks de instanties bereiken die er zicht op moeten hebben, staat al langer op de politieke agenda. Een commissie onder leiding van oud-Kamerlid Naïma Azough lanceerde in 2014 een actieplan om de signalering en registratie van slachtoffers uit jeugdzorg te verbeteren. Toen al constateerde de commissie dat het professionals in de jeugdzorg ‘ontbreekt’ aan kennis over mensenhandelproblematiek en de signalen die hier mogelijk op wijzen. Ook schreef Azough: ‘Het is voor veel professionals onduidelijk wat goede vervolgstappen zijn, bij wie je moet of kan melden, wat de consequenties zijn voor het (vermoedelijke) slachtoffer, voor het vertrouwen in de werkrelatie, en voor de eigen veiligheid.’

        Om de samenwerking tussen zorginstellingen en de opsporing te verbeteren, schreef de commissie een ‘handreiking’ voor hulpverleners, met daarin concrete tips als: ‘Nodig de politie uit voor informeel contact met de medewerkers en de meisjes (bijvoorbeeld via een spreek­ of vragenuurtje of laat ze mee-eten).’ Een ander belangrijk doel: de aangiftebereidheid bevorderen. Slachtoffers doen dat vaak niet, uit angst voor repercussies of omdat ze zichzelf niet als slachtoffer zien. Daar komt bij dat het vertrouwen in de politie laag is en het strafproces als belastend wordt ervaren.

        Blauwe plekken
        Dat maakt mensenhandel een ‘haaldelict’, zegt specialist Krista. De lage bereidheid om aangifte te doen, betekent dat de politie zelf op zoek moet naar informatie. Hulpverleners spelen een belangrijke rol in de opsporing van slachtoffers en daders. Ze kunnen vermoedens die wijzen op mensenhandel delen, legt Krista uit. Dat is dus niet alleen de vondst van twintig condooms op de kamer van een tiener. ‘Het is in combinatie met andere signalen. Bijvoorbeeld dat het meisje blauwe plekken heeft of dat ze een fout vriendje heeft.’ Het kan ook een briefje zijn waarop de prijzen van seksuele handelingen staan, gevonden op de kamer van een kind. (‘Pijpen is zoveel euro.’) Alle stukjes informatie bij elkaar opgeteld, kunnen leiden tot een strafrechtelijk onderzoek buiten de aangifte van een slachtoffer om. Dat heet ‘opplussen’ in politietaal.

        Toch krijgt de politie, ruim zes jaar na de aanbevelingen van de Commissie Azough, nog altijd weinig signalen van hulpverleners. Volgens Krista is een belangrijke oorzaak de onduidelijkheid over welke informatie wél en niet gedeeld mag worden. Krista: ‘Soms blijken hulpverleners bergen met informatie wel te hebben, maar niet te hebben gedeeld. Als je wilt formaliseren, oftewel: getuigenverklaringen of een aangifte wilt, dan is daar huivering. Mogen hulpverleners dat wel juridisch? Is dat verstandig voor de relatie met de cliënt?’

        Ina Hut – directeur-bestuurder bij CoMensha – beaamt dit. Volgens haar speelt de privacywetgeving daar een grote rol in. ‘Door de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is het delen van informatie door jeugdzorginstellingen onder een vergrootglas komen te liggen. Jeugdzorginstellingen die eerder wel deelden, doen dat nu niet of minder.’

        Volgens Hut delen hulpverleners in een levensbedreigende situatie wel, maar het gaat juist om de situaties waarin dat minder duidelijk is. Ze vindt dat sommige hulpverleners de AVG-regels ‘te nauw interpreteren’. ‘Men kiest dan vaak voor de veilige route.’ Hut vindt dat de AVG ruimer moet worden geïnterpreteerd en pleit voor een wettelijke plicht voor jeugdzorginstellingen om te melden bij CoMensha en te delen met de politie.

        Scherpe keuzes
        In de tussentijd worden verschillende initiatieven ontplooid die de schroom om informatie vroegtijdig te delen moeten doorbreken. Het ministerie van Justitie en Veiligheid verspreidde onlangs een 72-pagina’s-tellend document, getiteld: ‘De aanpak van mensenhandel en het gebruik van persoonsgegevens.’ Over wat instanties, zoals zorgverleners, politie en gemeenten wel en niet mogen verzamelen, gebruiken en delen in welke situaties. Krista vindt de handreiking te complex. ‘Ik kan in ieder geval niet exact aangeven wat jij wel en niet met mij mag delen.’

        Een pas opgetuigde ‘proeftuin’ moet jeugdzorginstellingen en politie-eenheden nader tot elkaar brengen. Vier instellingen en eenheden doen mee aan het project, dat zich onder meer richt op vroegtijdig ingrijpen bij vermoedens van mensenhandel en het tegengaan van versnippering en het verschil in risicotaxatie binnen de politie. Hulpverleners maken samen met de politie een top 5 of top 10 met kinderen uit ‘hun’ instelling die vermoedelijk al uitgebuit worden of waar een hoog risico is op uitbuiting. Over deze kinderen worden minimaal zes maanden lang signalen uitgewisseld die kunnen duiden op mensenhandel.

        Toch is het de vraag of hierdoor ook meer zaken tot vervolging zullen leiden. Nu al kan het jaren duren voordat verdachten voor de rechter verschijnen, als dat al gebeurt. ‘Zeker zaken met veel slachtoffers en veel verdachten zijn complex om uit te zoeken’, legt Krista uit. Daarbij kampt de politie met een tekort aan personeel. Ook Krista kan daarom niet zeggen of meer informatie tot meer zaken leidt. ‘We zijn verplicht signalen te onderzoeken, maar niet alles is een opsporingsonderzoek waardig. Als je meer signalen binnenkrijgt en je hebt dezelfde capaciteit, moet je scherpe keuzes maken.’

        Reactie Jeugdzorg Nederland
        Voor jeugdzorgprofessionals staat de hulp aan de jongere voorop. Om de juiste hulp te kunnen geven is een vertrouwensband met de jongere nodig, moet de professional op veel signalen letten en vaak ook op zoek gaan naar het probleem achter de hulpvraag. Het kost dus tijd om (zeker) te weten dat een jongere slachtoffer is van mensenhandel. Daarnaast moeten professionals continu laveren tussen enerzijds het opbouwen van de hulpverleningsrelatie/vertrouwensband met de jongere en anderzijds de meer ‘zakelijke’ kant van de aanpak van mensenhandel, zoals melding, registratie, aangifte etcetera. Terwijl die zakelijke kant de relatie/vertrouwensband weer negatief kan beïnvloeden.

        Tegelijk zeggen we ook dat het nog wel beter kan. Jeugdzorgprofessionals zouden beter getraind kunnen worden in het herkennen van signalen en het aanstellen van een aandachtsfunctionaris binnen een organisatie zou ook kunnen helpen. (Zie daarvoor de aanbevelingen van het onderzoek dat we onlangs samen met het NJi, CoMensha en de Universiteit Tilburg publiceerden).

        Bron: VPRO / Argos >>

        #257629
        Luka
        Moderator
        Topic starter

          Waarom jeugdzorg maar moeilijk grip krijgt op mensenhandel

          Kinderen in de jeugdzorg zijn een makkelijke prooi voor mensenhandelaren. Die pikken jongens en meisjes soms net buiten de poort op. Waarom kunnen we deze kinderen niet beschermen?

          Hij zag het gebeuren. Op het terrein van de gesloten jeugdzorginstelling liep een meisje in een roze trainingspak. Het hek ging langzaam open en het meisje beende naar buiten. Ze keek schichtig om zich heen en verdween in de bosjes aan de overkant van de straat. Even later verscheen ze weer in hotpants en een weinig verhullend bloesje. Ze bleef staan, totdat haar telefoon ging. Vijf minuten later stopte een jongen op een scooter, vlak voor de poort. Ze sprong achterop en verdween. ‘Dan weet je het wel.’

          Het is een van de vele voorbeelden die Peer van der Helm in zijn tijd als psycholoog, lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden en hoofd onderzoek bij expertise- en behandelcentrum Fier zag langskomen. De verhalen van de kinderen spreken boekdelen. ‘Het is meestal: ik ga naar mijn vriend toe’, legt Van der Helm uit. ‘Dan vraag ik: ‘Leent jouw vriend jou ook uit aan andere mannen tegen betaling?’ ‘’Ja”, zeggen ze dan.’ Mannen weten de kwetsbare meisjes er zo uit te pikken. ‘Het is alsof ze een vlaggetje op hun hoofd hebben met: ik ben te misbruiken.’

          Ook hoogleraar mensenhandel en globalisering Conny Rijken hoort dat jongens en meisjes in de jeugdzorg worden geronseld voor ‘klusjes’. Het lijkt binnen de sector zelfs algemeen bekend. Toch zijn deze kinderen en hun problemen nauwelijks bekend bij de instanties die hen moeten helpen.

          Verwaarlozing
          CoMensha, de instantie die de aard en omvang van mensenhandel in Nederland in beeld brengt, kreeg vorig jaar 110 meldingen over minderjarige slachtoffers. Dat zijn meisjes en jongens die onder dwang stelen, drugs vervoeren of in de prostitutie werken. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel schat daarentegen dat jaarlijks 1.300 kinderen seksueel worden uitgebuit.

          Die schatting vindt Van der Helm nog te laag. Veel kinderen in jeugdzorg hebben trauma’s door misbruik of verwaarlozing. ‘Deze kinderen voelen zich ontzettend eenzaam en ervaren weinig perspectief. Met drugs, alcohol en verkeerde vrienden proberen ze die leegte op te vullen. Dit gebeurt heel erg veel.’

          Criminaliteit speelt zich af in het verborgene. Daardoor is mensenhandel lastig in cijfers te vangen. Maar dat is niet de enige reden voor de onderschatting, legt hoogleraar Rijken uit. Samen met collega’s deed zij onderzoek naar de problemen rondom het signaleren, melden en registreren van jonge slachtoffers van mensenhandel. Onder meer CoMensha en branchevereniging Jeugdzorg Nederland initieerden het onderzoek dat ze deze woensdag publiceren.

          Rijken en haar team ontdekten dat jeugdhulpverleners nog altijd onvoldoende kennis hebben over mensenhandel en signalen niet herkennen. Ze vinden zichzelf niet vaardig genoeg om onderwerpen als seksualiteit en seksuele uitbuiting te bespreken. Kinderen krijgen daardoor niet de hulp die ze nodig hebben. Dat vinden hulpverleners zelf ook een probleem, blijkt uit een enquête die Rijken en collega’s deden. ‘Ze schatten hun kennis over mensenhandel laag in, een 5,7 op een schaal van 10. Wanneer zij een training hebben gehad over mensenhandel ligt dit cijfer hoger, namelijk een 7,0.’

          We moeten beginnen met onderkennen van vermoedens en daar alerter op zijn

          conny rijken, hoogleraar mensenhandel en globalisering
          Dat ene vriendje dat continu aan de telefoon hangt. Dat voelt niet pluis. Die jongen die simpelweg niet wil praten over seks. Zijn dat signalen of is het pubergedrag? Ook denken hulpverleners bij ‘mensenhandel’ vooral nog aan meisjes en gedwongen seks, terwijl het ook om jongens kan gaan of over criminele uitbuiting. Het gevolg is dat het ‘label’ niet zo gauw op kinderen wordt geplakt. Rijken: ‘Maar we moeten toch beginnen met het onderkennen van vermoedens en daar veel alerter op zijn.’

          Die aanbeveling is niet nieuw. Een commissie onder leiding van oud-Kamerlid Naïma Azough constateerde in 2014 al dat jonge slachtoffers van mensenhandel in de jeugdzorg nauwelijks worden herkend en geregistreerd. Azough lanceerde een actieplan om dat te verbeteren. Zes jaar later is er nog steeds een beperkt beeld van de aard en omvang van het probleem. Dat deze kwetsbare jongeren, ondanks het beschermde regime waarin ze worden opgevangen, ten prooi kunnen vallen aan ernstige vormen van uitbuiting, blijkt uit een scan van gerechtelijke uitspraken.

          Schaduwwereld
          Uit een rechtbankuitspraak uit september 2019 wordt pijnlijk duidelijk hoe een man de vijftienjarige vriendin van zijn zoon wierf voor prostitutie. De destijds 41-jarige man had zelf ook seks met het meisje. Ze zat in een jeugdinstelling.

          Het meisje beschrijft de voordelen van haar contact met de man. ‘Veel geld’. Ze kan goed sparen voor ‘grote dingen in de toekomst’, bijvoorbeeld een nieuwe scooter. Ook is haar moeder niet veel geld kwijt door haar en worden het meisje haar ‘pijpskills’ in de loop van de tijd ‘beter en beter’. Wanneer het meisje iets nodig heeft, maar het duur is, kan ze het geld zo bij elkaar krijgen. Voor bijvoorbeeld drie uurtjes werk. ‘Normaal in de winkel werken, is twee maanden sparen.’

          Het meisje is niet het enige slachtoffer. Uit verklaringen van de drie andere vrouwen blijkt bovendien dat het niet vrijwillig gaat. De man chanteerde, vernederde of mishandelde de vrouwen. Het zijn momentopnames uit een schaduwwereld. De meeste mensenhandelzaken bereiken de politie niet, laat staan de strafrechter. Uit angst en schaamte doen slachtoffers vaak geen aangifte.

          Nee, hulpverleners willen ook niet dat kinderen worden uitgebuit, zegt Van der Helm. Toch hebben zij niet altijd zicht op wat er buiten en binnen de muren van de instelling gebeurt. Het komt voor dat meisjes uit dezelfde leefgroep elkaar werven voor betaalde seks. ‘Dan spiegelt het ene meisje het andere voor dat ze geld en drugs krijgt als ze met een jongen meegaat.’ Maar zie maar eens te bewijzen dat die jongen in dat zwarte Golfje voor de poort van de instelling een mensenhandelaar is. ‘De jongen laat keurig zijn ID zien, de politie schrijft het op en that’s it. De politie zal echt hard bewijs moeten hebben, wil ze er iets mee kunnen. Dat kun je ze niet kwalijk nemen.’

          Het ronselen wordt nog ongrijpbaarder door sociale media als Snapchat, Instagram en TikTok. Online plekken waar kinderen worden geworven. Dit jaar nog ontdekte het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel dat kinderen met een eetstoornis ‘getarget’ worden door mannen die zich voordoen als afvalcoach. Die sporen kinderen aan naaktfoto’s te sturen of hen te ontmoeten. Van der Helm: ‘Dan zegt zo’n man: ‘Ik moet toch zien of je mager genoeg bent?’ Vervolgens moet je je kleren uitdoen. Daar kun je weer mee gechanteerd worden.’

          Perspectief
          Mensenhandel in de jeugdzorg is een probleem waar we geen oplossing voor hebben, verzucht Van der Helm. ‘We hebben de kinderen niet aan een touwtje.’ Jongens en meisjes in jeugdzorg moeten perspectief hebben en leren om ‘normaal in de maatschappij te leven.’ Daar horen vrijheden bij, zoals een weekend uit de instelling op bezoek bij vader en moeder. Dat heet ‘verlof’ in hulpverleningstermen.

          Soms gaan kinderen daar niet heen. In een andere rechtbankuitspraak is te lezen hoe mensenhandelaren een vijftienjarig meisje uit een instelling prostitueren. De mannen regelden afspraken voor als ze met verlof ging. ‘Zij haalden haar bij de gesloten instelling op en brachten haar na de prostitutie-afspraken terug.’

          Peer van der Helm vertelt nog een verhaal. Over een meisje dat nu zeventien jaar is, maar ‘groter en sterker’ is dan haar leeftijd doet vermoeden. Ze verblijft in acht verschillende jeugdinstellingen en loopt tweeëntwintig keer weg. Keer op keer treft de politie haar in flats aan met volwassen mannen. ‘Dan zijn er filmpjes gemaakt.’ Ook dit meisje doet geen aangifte bij de politie.

          Laatst belde ze Van der Helm ’s avonds op. Het was een kort telefoontje, vijf minuten of zoiets. Gewoon even kletsen over hoe het ging. ‘Nu moet ik ophangen hoor’, zei ze plotseling. ‘De taxi komt.’ Hij kon de angst in haar stem horen.

          Reactie Jeugdzorg Nederland
          Woordvoerder Eva de Vroome van branchevereniging Jeugdzorg Nederland meldt desgevraagd dat er sinds het actieplan van de Commissie Azough wel degelijk stappen zijn gezet om zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Zo zijn er ‘producten’ ontwikkeld die organisaties en professionals helpen in de aanpak van mensenhandel. Denk bijvoorbeeld aan een handleiding voor het signaleren en screenen van slachtoffers. Omdat er nog zorgen waren over de ‘signalering en registratie’ van deze kinderen is Jeugdzorg Nederland in 2018 met verschillende partijen het onderzoek gestart dat deze woensdag is gepubliceerd.

          Op de vraag hoe het kan dat het zicht op slachtoffers van mensenhandel in jeugdzorg nog steeds niet goed genoeg is, wil De Vroome de context schetsen waarin jeugdzorgprofessionals werken. ‘Niet omdat we vinden dat het niet beter kan (integendeel, daarom zijn we blij met het onderzoek en de aanbevelingen), maar om te verklaren waarom het moeilijk is.’

          Hulpverleners moeten op veel signalen en (onderliggende) trauma’s letten. Om die te zien en erover te praten met een jongere, is het belangrijk om te investeren in de relatie en vertrouwensband. ‘Daarvoor is tijd nodig die er te vaak niet voldoende is.’ Ook moeten hulpverleners ‘continu laveren’ tussen enerzijds het opbouwen van die band met een jongere en anderzijds de meer ‘zakelijke kant’ van de aanpak van mensenhandel, zoals melden, registreren en het doen van aangifte. ‘Die zakelijke kant kan de relatie/vertrouwensband weer negatief beïnvloeden.’

          Bron: VPRO / Argos >>

          #257632
          Luka
          Moderator
          Topic starter

            Politie krijgt duizenden meldingen over vermiste jeugdzorgkinderen

            ‘Weglopen zegt iets over hoe succesvol wij kinderen beschermen’

            De politie kreeg vorig jaar 1761 meldingen over vermiste kinderen uit gesloten jeugdzorginstellingen. Dat blijkt uit cijfers die Argos bij de politie opvroeg. Vaak rukt die uit om de kinderen te zoeken, omdat hulpverleners zich zorgen maken.

            Het aantal meldingen vanuit gesloten jeugdzorginstellingen valt op, omdat kinderen daar in theorie niet zomaar wegkunnen. Een rechter beslist of een kind in zo’n gesloten setting wordt geplaatst. Kinderen zitten daar omdat ze beschermd moeten worden tegen zichzelf of de buitenwereld. Vaak hebben ze een cocktail van problemen, zoals trauma’s in combinatie met agressie- of verslavingsproblemen. De intensieve, vaak gedwongen, hulp die kinderen in deze instellingen krijgen, heet ‘JeugdzorgPlus’. In 2019 ging het om ruim tweeduizend kinderen.

            Toch blijkt dat instellingen niet altijd weten waar kinderen zitten, omdat ze bijvoorbeeld zijn weggelopen. Om het even in perspectief te plaatsen: de politie kreeg vorig jaar in totaal bijna vijftienduizend meldingen van vermiste kinderen. Ongeveer zevenduizend daarvan zijn afkomstig uit jeugdzorginstellingen. Dat is dus bijna de helft van het totaal aantal meldingen van verdwenen kinderen.

            Het aantal gemelde vermissingen van kinderen bij wie jeugdzorg op een of ander manier is betrokken, is waarschijnlijk nog hoger dan die pakweg zevenduizend. Uithuisgeplaatste kinderen belanden namelijk niet altijd in een instelling, maar ook in gezinshuizen of pleeggezinnen. Meldingen over die kinderen, die op andere locaties dan instellingen verblijven, zitten niet in dat aantal van zevenduizend. Ook kunnen meldingen pas later zijn geclassificeerd als aangifte, waardoor ze niet meer als vermissing staan geregistreerd in de systemen van de politie.

            Volgens Iara de Witte van kinderrechtenorganisatie Defence for Children – ECPAT zijn kinderen die weglopen uit instellingen per definitie kwetsbaar voor misbruik. ‘Kinderen hebben seks met mannen in ruil voor onderdak, drugs en soms een beetje geld.’ Het komt voor dat kinderen worden teruggevonden in ‘drugspanden’. Ook staan loverboys bij sommige instellingen ‘gewoon buiten het hek te wachten’. ‘Die weten dat meisjes op vrijdagmiddag de instelling verlaten voor verlof.’

            Geen duidelijke cijfers
            Toch vertellen de politiecijfers over vermissingen uit jeugdzorg niet het hele verhaal. Het is onduidelijk hoeveel kinderen er weglopen per instelling en waarom ze verdwijnen. Argos benaderde alle elf JeugdzorgPlus-aanbieders – waar soms meerdere instellingen onder vallen – voor cijfers en toelichting. Zes aanbieders willen inhoudelijk reageren. Vijf kunnen of willen dat niet. Een woordvoerder geeft aan het druk te hebben met ‘alle (communicatie over) coronamaatregelen’ en voorlopig nergens anders aan toe te komen. Een andere instelling zegt in deze tijden ‘andere prioriteiten’ te hebben dan het beantwoorden van de vragen.

            De cijfers die wel zijn verstrekt, zijn moeilijk te vergelijken. Instellingen lijken kinderen die weglopen op verschillende manieren te registreren. Daarbij kan het ook gaan om kinderen die langer wegblijven van verlof.

            Zo zegt de instelling Schakenbosch uit Leidschendam gemiddeld tussen de 50 en de 95 situaties per maand te hebben waarbij een jongere ‘ongeoorloofd afwezig’ is. Volgens een woordvoerder is dat toe te schrijven aan gemiddeld twintig jongeren. Niet alle situaties worden bij de politie gemeld. ‘De ernst verschilt van te laat terugkomen van een afspraak tot een vermissing met grote zorgen over de veiligheid van een kind’, legt de woordvoerder uit. De instelling heeft jaarlijks pakweg 270 jongeren in huis.

            De OG Heldringstichting uit Zetten heeft in één jaar – 2019 – honderd keer een weggelopen kind gemeld bij de politie. Daarbij kan één kind verantwoordelijk zijn voor meerdere keren weglopen. ‘In sommige gevallen keert de jongere op dezelfde dag terug, maar is wel de inschatting gemaakt om deze jongere te melden bij de politie.’ Er verblijven jaarlijks zo’n 230 jongeren in JeugdzorgPlus bij de zorgaanbieder.

            Oefenen met vrijheden
            Bijna alle instellingen benadrukken dat kinderen meestal ‘kort’ wegblijven en dat de meeste kinderen vanzelf weer terugkomen. Het gebeurt vaak in situaties waarin kinderen gaan ‘oefenen met vrijheden’ en niet op het terrein van de instelling zijn. Kinderen gaan op weekendverlof naar hun ouders, of hebben school, een baantje of een sportclub buiten het terrein, legt een woordvoerder van Schakenbosch uit. Dan worden er (tijds-)afspraken gemaakt, waaraan kinderen zich soms niet houden.

            Volgens Peter Houweling, regiodirecteur Gelderland en Utrecht bij iHub waaronder jeugdhulporganisatie Horizon valt, is het continu zoeken naar een balans tussen veiligheid en het nemen van ‘verantwoorde risico’s’. Het is onderdeel van de behandeling dat kinderen leren omgaan met vrijheden en daarin soms ook fouten maken. ‘Je moet ze ook gewoon weer leren om terug te gaan. Dan kom je weer bij vrienden die kerstbomen in de fik gaan steken met alle risico’s van dien. Dan kom je weer bij de vrienden die naar pleintjes gaan waar wordt gedeald. Hoe sterk ben je dan?’

            Signalen van mensenhandel
            Toch rukt de politie regelmatig uit om kinderen te zoeken. Dat is niet zonder reden. Onder de kinderen die weglopen zitten onder meer (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys, ook wel mensenhandel. Deze kinderen zijn vaak ‘gesloten geplaatst’ om hen tegen misbruik en uitbuiting te beschermen.

            Instellingen zeggen niet hoeveel kinderen met een dergelijk verhoogd risico weglopen. Een woordvoerder van Schakenbosch meldt ‘in het belang van deze jongeren’ niet in te gaan op nadere vragen hierover. Een woordvoerder van Jeugdhulp Friesland laat desgevraagd weten dat er ‘signalen’ zijn binnengekomen waaruit blijkt dat er ‘mogelijk sprake is van onveilige situaties gerelateerd aan mensenhandel/loverboys.’ Om hoeveel kinderen of situaties het gaat, kan de woordvoerder niet zeggen.

            De instellingen die hier wel iets over loslaten, zeggen dat óók (vermoedelijke) loverboyslachtoffers weglopen maar dat het er niet veel zijn. Volgens Peter Houweling van iHub gebeurt het weleens dat kinderen tijdens verlof in een ‘verkeerd circuit’ terechtkomen. Ondanks een risico-afweging, is er nooit 100 procent garantie. ‘Zeker bij kinderen die bijvoorbeeld nog niet zo heel lang bij ons zitten en die voor het eerst op verlof gaan, loop je wat meer risico. Maar we hebben speciale groepen voor meiden met dit soort problematiek. Daar kan het niet zo zijn dat je zegt: ik heb dat niet geweten. Dat zou heel naïef zijn.’

            Vrank Post, directeur bovenregionale voorzieningen bij zorgaanbieder Parlan, legt uit dat het lastig is om precies aan te tonen of iemand slachtoffer is van mensenhandel. ‘Veel van onze jongeren hebben relaties met volwassenen waar je je zorgen over maakt. Soms heel terecht omdat het een nare pooier is die het kind uitbuit. Soms ook rare, ingewikkelde relaties met minstens zo beschadigde volwassenen.’

            Samen aanpakken
            Volgens Iara de Witte van Defence for Children – ECPAT zou Jeugdzorg er goed aan doen landelijke en vergelijkbare gegevens te hebben over de aard en omvang van het weglopen van kinderen uit instellingen. Zo kunnen ze van elkaar leren en tot verbeterpunten komen. ‘Wat maakt nou het verschil tussen een instelling met negentig weglopers in een jaar en één met negentig weglopers in een maand? Waar ligt dat aan?’ Instellingen geven zelf aan dat kinderen soms weglopen omdat ze zich onveilig voelen of een gebrek aan toekomstperspectief ervaren.

            Een stap in de goede richting is volgens De Witte dat sommige instellingen cijfers over kinderen die weglopen al scherp bijhouden en analyseren. Dat is belangrijk om deze kinderen – voor wie de overheid verantwoordelijk is – de juiste hulp te bieden, benadrukt ze. ‘Dat weglopen zegt iets over hoe succesvol wij zijn in het beschermen van deze kinderen.’

            Politieke debat
            Actualiteitenprogramma Zembla ontdekte eerder dat 1141 kinderen in 2013 vermist raakten uit gesloten jeugdzorginstellingen. Onder hen zaten negentig slachtoffers van loverboys.

            Toenmalig Nationaal Rapporteur Mensenhandel, Corinne Dettmeijer, uitte haar zorgen. ‘Als we het hebben over slachtoffers van loverboys wil ik eigenlijk niet dat ze kunnen weglopen en opnieuw in handen van zo’n jongen vallen’, zei ze in de uitzending van Zembla.

            3 juli 2019 laait het politieke debat over kinderen die weglopen weer op. GroenLinks-Kamerlid Kathalijne Buitenweg zegt gehoord te hebben dat het aantal van negentig kinderen niet omlaag is gegaan en hekelt het gebrek aan cijfers. ‘Waarom wordt nog steeds niet goed bijgehouden wie er wegloopt uit de gesloten jeugdzorg en waarom?, vraagt ze aan staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Ankie Broekers-Knol. Antwoord op die vraag kreeg Buitenweg niet.

            De komende tijd doet Argos onderzoek naar kinderen die weglopen uit jeugdzorginstellingen. Wil je reageren? Heb je tips of wil je een ervaring of verhaal delen? Mail dan naar: j.cramer@vpro.nl. Je kunt ook contact opnemen via beveiligde email, chatprogramma Signal of Publeaks.

            Bron: VPRO / Argos >>

          4 berichten aan het bekijken - 1 tot 4 (van in totaal 4)
          • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.
          gasten online: 29 ▪︎ leden online: 1
          Chris
          FORUM STATISTIEKEN
          topics: 3.768, reacties: 21.162, leden: 2.814